ECLI:NL:RBNHO:2020:6675

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
7450025 CV FORM 19-192
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door Ryanair en beroep op buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers Ryanair DAC aangeklaagd wegens de annulering van hun vlucht van Düsseldorf naar Malaga op 10 augustus 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Ryanair heeft de annulering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van haar personeel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Ryanair niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de annulering het gevolg was van deze staking en dat zij niet kon aantonen dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen. De rechter oordeelde dat Ryanair verplicht was om compensatie te betalen aan de passagiers, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de gemaakte kosten. De kantonrechter heeft Ryanair veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten van de passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7450025 \ CV FORM 19-192
Uitspraakdatum: 12 februari 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2]
beiden, wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: de passagiers,
gemachtigde: M.A. Woudenberg (DAS),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon,
Ryanair DAC,
gevestigd te Dublin (Ierland),
verwerende partij,
verder te noemen: Ryanair,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 januari 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 7 maart 2019;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagiers op 10 augustus 2018 diende te vervoeren van Düsseldorf (Duitsland) naar Malaga (Spanje) met vlucht OE 350, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou de vlucht om 6:10 uur lokale tijd uit Düsseldorf vertrekken en om 9:20 uur lokale tijd in Malaga arriveren. De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Ryanair gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Ryanair te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Ryanair vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Ryanair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Ryanair betwist de verschuldigdheid van de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld is Ryanair gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat eerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat zij op grond van het bepaalde in artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening (nr.1215/2012) bevoegd is om van het onderhavige verzoek kennis te nemen, nu Ryanair in de onderhavige procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist.
4.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Ryanair zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii, iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Ryanair. Dit is anders indien Ryanair kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ryanair beroept zich in dit verband op een staking van haar personeel.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In het arrest van het Hof van 17 april 2018, ECLI:EU:C:2018:258, betreffende de vraag of een “wilde staking” van een aanmerkelijk deel van het vliegend personeel onder het begrip “buitengewone omstandigheden” in de zin van artikel 5, derde lid, van de Verordening valt, is onder andere het volgende overwogen:
“32 Als ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 kunnen worden aangemerkt gebeurtenissen die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen (arrest van 4 mei 2017, Pešková en Peška, C-315/15, EU:C:2017:342, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
33 Volgens overweging 14 van genoemde verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich in het bijzonder voordoen in gevallen van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
34 Het Hof heeft reeds kunnen verduidelijken dat de in die overweging genoemde omstandigheden niet noodzakelijkerwijs en automatisch gronden zijn voor vrijstelling van de in artikel 5, lid 1, onder c), van deze verordening opgenomen verplichting om compensatie te betalen (zie in die zin arrest van 22 december 2008, Wallentin-Hermann, C-549/07, EU:C:2008:771, punt 22), en dat dus per geval moet worden beoordeeld of is voldaan aan de twee cumulatieve voorwaarden die in punt 32 van dit arrest in herinnering zijn gebracht”.
4.4.
Gelet op de hiervoor vermelde overwegingen van het Hof, dient per geval te worden beoordeeld of sprake is van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter overweegt dat een staking van eigen personeel in de regel een protestgeluid is om een wens tot verbetering van het loon of andere arbeidsvoorwaarden kracht bij te zetten of om duidelijk te maken dat men het oneens is met (aangekondigd) beleid van de werkgever. Van belang is verder dat gebruikelijk is dat een personeelsvertegenwoordiger dan wel de vakbond de, bij het betrokken personeel, levende onvrede kenbaar maakt bij de werkgever en tracht daarover met haar in gesprek te geraken, alvorens naar het (zware) middel van staking wordt gegrepen.
4.5.
Ryanair heeft uitgebreid verweer gevoerd, maar ten aanzien van de betreffende staking op 10 augustus 2018 heeft zij zeer summiere informatie verstrekt. Ryanair heeft in het midden gelaten wat de eisen van (de vakbond van) de piloten waren. Er kan daarom niet worden beoordeeld of redelijkerwijs van Ryanair kon worden gevergd aan die eisen te voldoen. Ryanair voert aan dat de stakingen door de vakbonden zijn geïnitieerd, maar hieruit volgt niet per definitie dat de staking voor Ryanair niet voorzienbaar was en ook niet dat Ryanair er daadwerkelijk geen invloed op had om de staking te voorkomen. Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat Ryanair niet heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. Aan haar komt daarom geen beroep toe op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.6.
Nu Ryanair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
Ryanair voert vervolgens aan dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden is om de door de passagiers gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten te voldoen. De kantonrechter overweegt dat bij beschikkingen van 22 januari 2020 ( 7573474/ CV FORM 19-2569 en 7526665 CV FORM 19-1756) is geoordeeld dat artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt. Artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair is door de kantonrechter vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven.
4.8.
De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II, omdat de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Ryanair heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Ryanair omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 10 augustus 2018, omdat Ryanair ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.10.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling aan de passagiers van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open