ECLI:NL:RBNHO:2020:6703

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7849637 CV EXPL 19-8579
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag en operationele problemen

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor een aanzienlijke vertraging van zijn vlucht BA2763 van Amsterdam naar Londen Gatwick op 31 augustus 2017. De passagier arriveerde met een vertraging van 15 uur en 8 minuten op zijn eindbestemming en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag op het toestel tijdens de voorafgaande vlucht, wat leidde tot noodzakelijke inspecties. De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat de vertraging na de inspectie ook het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vertraging na 19:00 uur GMT niet meer kon worden aangemerkt als gevolg van buitengewone omstandigheden, maar eerder als operationele problemen die inherent zijn aan de luchtvaart. De vordering van de passagier werd toegewezen, met een compensatie van € 250,00 en de proceskosten voor British Airways.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7849637 CV EXPL 19-8579
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier op 31 augustus 2017 diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen Gatwick (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA2763 met als geplande vertrektijd 17:20 uur GMT, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA2763 is vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van 15 uur en acht minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die British Airways, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen. Voorafgaand aan vlucht BA2763 werd vlucht BA2762 met hetzelfde toestel uitgevoerd. Dit toestel is tijdens de uitvoering van vlucht BA2762 door de bliksem getroffen. Vanwege de blikseminslag moesten uitgebreide inspecties worden uitgevoerd aan het toestel om te garanderen dat de technische staat van het vliegtuig in orde is. Als gevolg van de inspecties was het toestel niet op tijd beschikbaar om de vlucht uit te voeren. De vlucht is verplaatst naar de volgende dag. Zodra duidelijk was dat de vlucht op 31 augustus 2017 niet meer kon worden uitgevoerd heeft British Airways een deel van de passagiers omgeboekt naar een vlucht op dezelfde dag. Er waren onvoldoende plaatsen op andere vluchten beschikbaar om alle passagiers die dag nog naar hun eindbestemming te vervoeren.
4.2.
British Airways betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
British Airways voert aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgaande op de voorgaande vlucht. De passagier stelt dat de inspecties vanwege blikseminslag tijdig waren voltooid. De reden van de langdurige vertraging is volgens de passagier het gevolg van het ontbreken van (reserve-)cockpitpersoneel. British Airways heeft niet aangetoond dat sprake was van slechte weersomstandigheden, besluiten van de luchtverkeersleiding en dat de vliegtijdbeperkingen zouden worden overschreven, aldus de passagier.
5.4.
De vraag die voorligt is of British Airways met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft British Airways aan de hand van het overgelegde ‘aircraft technical report’ en het ‘OPNL Legs Report’ van de voorafgaande vlucht BA2762 voldoende onderbouwd dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren is getroffen door bliksem en derhalve aan een verplichte inspectie moest worden onderworpen. Niet in geschil is dat een blikseminslag gekwalificeerd kan worden als een van buiten komende oorzaak, ten gevolge waarvan een vliegveiligheidsprobleem ontstaat. Er moet immers eerst een verplichte vliegveiligheidscontrole uitgevoerd worden, voordat het toestel verder mag vliegen. Deze omstandigheden zijn niet inherent aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij en leveren in de onderhavige zaak dan ook een buitengewone omstandigheid op die in beginsel kan doorwerken op een direct opvolgende vlucht, te weten de onderhavige vlucht.
5.6.
British Airways voert, onder verwijzing naar de ‘Operations Control Log van vlucht BA2763 aan dat om 18:36 uur GMT is besloten dat het toestel een nacht in Amsterdam zou blijven en de vlucht een dag later zou worden uitgevoerd. De kantonrechter stelt aan de hand van de ‘Operations Control Log’ vast dat de inspectie niet volledig kon worden uitgevoerd voordat de bemanning van de vlucht uit de uren zou lopen om 19:25 uur GMT. In combinatie met de verwachting dat besluiten van de luchtverkeersleiding, te wijten aan ogenschijnlijk slechte weersomstandigheden bij Londen Gatwick, lange vertraging met zich mee zouden brengen was dit voor British Airways uiteindelijk de doorslaggevende factor om te besluiten de vlucht om te plannen naar de volgende dag.
5.7.
British Airways heeft toegelicht dat de vliegtuiginspectie om 19:00 uur GMT was voltooid. De kantonrechter begrijpt uit het onderzoeksrapport dat er diverse schade werd ontdekt, waarvan sommige schade reparaties vereisten. Ten aanzien van andere schade was het aanvaardbaar dat het vliegtuig tijdelijk gebruikt werd met de schade. Door British Airways zijn geen gegevens verstrekt over het tijdstip waarop het toestel door de inspecteurs is vrijgegeven. De passagier stelt dat de vlucht na de inspectie om 19:00 uur GTM, weliswaar met vertraging, uitgevoerd had kunnen worden. British Airways voert enkel aan dat de bemanning in beginsel om 19:25 uur GMT uit de uren zou lopen, maar heeft onvoldoende onderbouwd dat het toestel ten gevolge van de blikseminslag en de daaruit volgende reparties op dat moment nog niet gebruikt kon worden. Ervan uitgaande dat het toestel om 19:00 uur GMT gereed was, dan heeft British Airways gelet op het voorgaande voldoende aangetoond dat de vertraging tot dat tijdstip was toe te rekenen aan de blikseminslag en de daaropvolgende inspectie. De vertraging die na 19:00 uur GMT is ontstaan kan niet worden aangemerkt als vertraging die het gevolg is van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
British Airways heeft daarnaast aangevoerd dat de bemanning uit de uren zou lopen als de vlucht niet uiterlijk om 19:25 uur GMT zou vertrekken. Het niet paraat hebben van (nieuwe) bemanningsleden is een operationeel probleem dat inherent is aan de uitvoering van een luchtvaartmaatschappij. De uiteindelijke vertraging van meer dan 15 uur op de eindbestemming is dus niet alleen gelegen in voornoemde buitengewone omstandigheid, maar ook in de operationele problemen die zich nadien hebben voorgedaan. De vertraging wegens operationele problemen is niet aan te merken als vertraging ten gevolge van een buitengewone omstandigheid.
5.9.
Voorts heeft British Airways aangevoerd dat zij lange vertraging verwachte wegens besluiten van de luchtverkeersleiding, die te wijten waren aan slechte weersomstandigheden bij Londen Gatwick. Anders dan dit te stellen heeft British Airways deze stelling niet nader onderbouwd. De kantonrechter zal aan dit standpunt dan ook voorbij gaan.
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat de vertraging die is ontstaan tot 19:00 uur GMT het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Uitgaande van de schemavertrektijd van 17:20 uur GMT had de passagier op dat moment een vertraging van één uur en 40 minuten opgelopen. Na aftrek van deze vertraging resteert er een vertraging van meer dan drie uur, welke vertraging niet het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Deze vertraging komt voor compensatie in aanmerking. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.12.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, nu zij met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 72,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter