ECLI:NL:RBNHO:2020:6706

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7849855 CV EXPL19-8602
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege vertraging van hun vlucht op 17 november 2018. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding en slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden. De passagiers hadden een aansluitende vlucht gemist en vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 plus bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet aansprakelijk was voor de vertraging, omdat de luchtverkeersleiding de oorzaak was van de vertraging en British Airways niet in staat was om deze omstandigheden te vermijden. De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7849855 CV EXPL19-8602
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [passagier sub 2] (Verenigde Staten van Amerika)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers is de gelegenheid geboden naar aanleiding van de bij dupliek overgelegde stukken nog een akte te nemen, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 17 november 2018 diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA435 en van Londen naar Philadelphia (Verenigde Staten van Amerika) met vlucht BA67, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA435 had een schemavertrektijd van 13:30 uur GMT en schema aankomsttijd van 14:50 uur GMT. De aansluitende vlucht stond gepland te vertrekken om 16:00 uur GMT.
2.3.
Vlucht BA435 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist en zijn met een vertraging van meer dan drie uur gearriveerd op de eindbestemming.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake was van buitengewone omstandigheden. Het toestel dat vlucht BA435 uitvoerde stond tijdig klaar voor vertrek, maar kon vanwege instructies van de luchtverkeersleiding niet eerder dan 13:55 uur GMT bij de gate vertrekken en om 14:12 uur GMT opstijgen. Tijdens de vlucht werd het toestel door de luchtverkeersleiding gedwongen om ‘rondjes te vliegen’, waardoor de vertraging tijdens de vlucht is toegenomen. Dergelijke instructies moeten gelet op overweging 15 van de Verordening als buitengewone omstandigheden worden gezien. De luchtvaartmaatschappij kan er geen daadwerkelijke invloed op uitoefenen, aldus British Airways.
4.2.
Voorts betwist British Airways buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
British Airways voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst British Airways naar het CFMU Report van Eurocontrol (de Europese luchtverkeersbeheerinstantie). Uit dit rapport blijkt dat het toestel meerdere malen slot delays heeft opgelegd gekregen als gevolg van beperkingen die waren ingesteld door het luchtverkeersbeheer van Heathrow en andere luchthavens. Het laatste slot delay bericht geeft aan dat er een slot van 14:10 uur GMT aan het toestel is toegekend. Het toestel kon om 13:55 uur GMT, met een vertrekvertraging van 25 minuten, bij de gate vertrekken en om 14:12 GMT opstijgen. Blijkens het OPNL Legs Report bedroeg de geplande vliegtijd 42 minuten. British Airways heeft in de planning rekening gehouden met verwachte weersomstandigheden en beperkingen onderweg. De daadwerkelijke vliegtijd bedroeg 65 minuten, wat er op duidt dat het toestel door het luchtverkeersbeheer werd gedwongen om ‘rondjes te vliegen’, aldus British Airways. Dit standpunt wordt nader onderbouwd door het NATS TC Report, waaruit blijkt dat er na 08:00 uur GMT steeds een hoger aantal geplande aankomsten was dan het aantal daadwerkelijke aankomsten. Toestellen moesten wachten om te mogen landen. British Airways kon hier geen invloed op uitoefenen.
5.4.
De passagiers stellen dat het feit dat om 13:21 uur GMT de deuren van het toestel gesloten waren niet betekent dat het toestel tijdig klaar stond voor vertrek. Daarnaast betwisten zij de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van het rapport van Eurocontrol. Volgens de passagiers bedroeg de geplande vliegtijd 80 minuten, in plaats van de door British Airways gestelde 42 minuten. Voorts stellen de passagiers dat British Airways niet heeft aangetoond dat de langere vliegtijd veroorzaakt is doordat het toestel werd gedwongen om rondjes te vliegen. Juist deze langere vliegtijd heeft tot het missen van de aansluitende vlucht geleid, zo stellen de passagiers.
5.5.
De vraag die voorligt is of British Airways met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een besluit van het luchtverkeersbeheer. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft British Airways aan de hand van het tijdstip waarop de deuren van het toestel zijn gesloten voldoende aangetoond dat het toestel tijdig klaar stond voor vertrek. Door de passagiers is onvoldoende onderbouwd waarom het toestel op dat moment nog niet gereed zou zijn. Uit het door Eurocontrol onafhankelijk opgestelde CFMU rapport volgt dat er vier keer een nieuwe slot is opgelegd, wegens ‘aerodrome capacity’ en ‘weather’. De laatst opgelegde slot wordt ook bevestigd door het overgelegde ACARS-report (Aircraft Communications and Reporting System). In beginsel kunnen deze omstandigheden als buitengewone omstandigheden worden aangemerkt. De passagiers hebben niet betwist dat sprake was van slechte weersomstandigheden. De eerste slot is reeds twee uur voor de schemavertrektijd van het toestel opgelegd. Nergens is uit gebleken dat British Airways zelf om een nieuwe slot heeft verzocht. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht een slot op te volgen, zij heeft hier geen invloed op. Het besluit van de luchtverkeersleiding inhoudende het toekennen van een nieuwe slot is in het onderhavige geval dan ook te kwalificeren als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Vlucht BA435 had een geplande aankomsttijd van 14:50 uur GMT. Het toestel is met een vertraging van 38 minuten om 15:28 uur GMT gearriveerd op Londen Heathrow. Gelet op de vertrekvertraging van 25 minuten, betekent dit dat de vertraging tijdens de uitvoering van de vlucht is toegenomen met 13 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft British Airways - onder verwijzing naar het TC Service Provision Daily Report en het Traffic Managers Log - voldoende aangetoond dat er sprake was van airholding. De totale vertraging van 38 minuten is derhalve aan te merken als vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Voorts dient beoordeeld te worden of British Airways alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel beperken. De passagiers stellen dat de minimumoverstaptijd op de luchthaven van Londen Heathrow 60 minuten bedraagt, hetgeen door British Airways niet is betwist. De passagiers hadden een schema overstaptijd van 70 minuten. Dit betekent dat British Airways een reservetijd van 10 minuten heeft gehanteerd, hetgeen door de kantonrechter onvoldoende wordt geacht. British Airways voert aan dat zij in de vluchttijd ook reservetijd heeft ingebouwd. Doordat de vluchttijd 23 minuten langer was dan gepland, was deze ingebouwde reservetijd onvoldoende om te voorkomen dat de passagiers hun overstap misten, aldus British Airways. Los van dit verweer geldt dat er sprake was van een aankomstvertraging van 38 minuten. De passagiers hadden, ook al zou British Airways voldoende reservetijd gehanteerd hebben, de aansluitende vlucht niet meer kunnen halen. British Airways heeft de passagiers omgeboekt naar een vlucht de volgende dag, omdat vlucht BA67 de laatste vlucht van de dag was van Londen Heathrow naar Philadelphia. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van British Airways worden verwacht.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor British Airways worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van British Airways;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de nakosten, tot een maximum van € 90,00, voor zover deze kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter