ECLI:NL:RBNHO:2020:6707

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7850060 CV EXPL 19-8625
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door onvoldoende overstaptijd

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens vertraging van hun vlucht op 25 juli 2017. De passagiers, die van Venetië naar Amsterdam vlogen met een overstap in Zürich, arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een veiligheidsmaatregel en restricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Swiss onvoldoende maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen, met name door niet te zorgen voor een adequate overstaptijd. De rechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af. Het vonnis benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om voldoende overstaptijd in acht te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7850060 CV EXPL 19-8625
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Italië)
eiseressen
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel (Zwitserland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Swiss
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Swiss de passagiers op 25 juli 2017 diende te vervoeren van Venetië (Italië) naar Zürich (Zwitserland) met vlucht LX1661 en van Zürich naar Amsterdam met vlucht LX728, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Swiss, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Swiss betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LX1661 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LX1660/1661. De vertraging van de voorafgaande vlucht LX1660 is ontstaan doordat Swiss bagage moest verwijderen uit het toestel. Dit betreft een veiligheidsmaatregel die Swiss verplicht was op te volgen. De vertraging van deze voorafgaande vlucht werkt door op vlucht LX1661. Daarnaast heeft de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) van vlucht LX1661 ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Swiss had hier geen invloed op en was genoodzaakt vlucht LX1661 met vertraging uit te voeren. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Swiss betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat Swiss op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Swiss kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Swiss voert aan dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid, nu zij restricties, opgelegd door de luchtverkeerleiding, diende op te volgen. De vraag die voorligt is of Swiss met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond of de vertraging van de vlucht het gevolg is van de door haar genoemde buitengewone omstandigheden.
5.4.
Swiss heeft in eerste instantie aangevoerd dat de vertrekvertraging van vlucht LX1661 mede te wijten was aan de vertraagde voorafgaande vlucht LX1660. Aangezien zij zich bij conclusie van dupliek op het standpunt stelt dat de doorwerking van de vertraging van drie minuten in een CTOT kunnen worden opgevangen, omdat een CTOT een venster heeft van vijf minuten ervoor tot tien minuten erna, behoeft dit deel van de vertraging geen verdere bespreking meer.
5.5.
Ten aanzien van de vertraging ten gevolge van een door de luchtverkeersleiding nieuw opgelegde CTOT aan vlucht LX1661 geldt het volgende. Swiss heeft een e-mail met daarin de ‘slot history’ van vlucht LX1661 en haar toelichting daarop overgelegd. Uit de ‘slot history’ volgt dat de luchtverkeersleiding om 08:14 uur UTC, twee uur voor de schemavertrektijd, een nieuwe CTOT aan het toestel heeft toegekend. De reden van de restrictie van de luchtverkeersleiding is gelegen in de slechte weersomstandigheden op de plaats van bestemming (vertragingscode 84:
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION). Uit het vluchtrapport van vlucht LX1661 volgt dat de restrictie heeft geresulteerd in een vertrekvertraging van 17 minuten. Voldoende is hiermee gebleken dat Swiss een besluit van de luchtverkeersleiding diende op te volgen waarop zij geen invloed had. Een luchtvaartmaatschappij is immers altijd verplicht een nieuwe CTOT op te volgen. Nergens blijkt uit dat Swiss zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. In het onderhavige geval kwalificeert het besluit van de luchtverkeersleiding daarom als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. De passagiers stellen dat de minimale overstaptijd op de luchthaven van Zürich 40 minuten bedraagt. Swiss heeft dit standpunt onvoldoende betwist. Swiss voert aan - onder verwijzing naar een overzicht inzake de luchthaven van Zürich - dat de minimale overstaptijd varieert tussen de tien en dertig minuten. Dit overzicht ziet op de duur van de routes tussen diverse gates van de luchthaven van Zürich. De kantonrechter oordeelt dat hieruit niet volgt dat de minimale overstaptijd op het vliegveld van Zürich minder dan 40 minuten is. De passagiers hadden volgens de boekingsgegevens een geplande overstaptijd van 40 minuten. Er is geen enkele buffer aangehouden bij het boeken van de lucht. Swiss heeft derhalve onvoldoende overstaptijd in acht genomen om eventuele vertragingen te kunnen opvangen. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden toegewezen.
5.7.
Nu Swiss voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Swiss heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Swiss, omdat zij behalve voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Swiss tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Swiss tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter