ECLI:NL:RBNHO:2020:6708

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7858373 CV EXPL 19-8968
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.E. van Oosten – van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door staking grondpersoneel

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens de annulering van hun vlucht op 25 maart 2019 van Bari naar Frankfurt. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Lufthansa heeft de annulering van vlucht LH295 betwist en stelde dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het grondpersoneel op de luchthaven van Bari. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Lufthansa onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de annulering van de vlucht het gevolg was van deze staking en dat de annulering niet voorkomen had kunnen worden. De rechter oordeelde dat Lufthansa verplicht was om de passagiers te compenseren met een bedrag van € 800,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de passagiers toegewezen aan Lufthansa. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis is uitgesproken op 1 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7858373 CV EXPL 19-8968
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben middels een akte schriftelijk gereageerd op de bij dupliek overgelegde producties.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers op 25 maart 2019 diende te vervoeren van Bari (Italië) naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH295 en van Frankfurt naar Amsterdam met vlucht LH998, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH295 van Bari naar Frankfurt is geannuleerd en de passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert hiertoe het volgende aan.
4.2.
Op 25 maart 2019 vond er tussen 09:00 UTC en 13:00 UTC op de luchthaven van Bari een staking van het grondpersoneel plaats. Zonder grondpersoneel was vliegverkeer mogelijk, maar werden werkzaamheden zoals het in- en uitladen van bagage en het plaatsen van een trap of aviobrug niet uitgevoerd. Ten gevolge hiervan zou het voor de passagiers niet mogelijk zijn geweest om het toestel te verlaten/betreden. Vlucht LH295 is onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt – Bari – Frankfurt met vluchtnummer LH294/295. De aankomsttijd van vlucht LH294 en de vertrektijd van vlucht LH295 vielen in de periode van de staking die duurde van 09:00 UTC en 13:00 UTC. Lufthansa moest de vluchten annuleren. Het kon in redelijkheid ook niet van Lufthansa gevergd worden om de vluchten met vertraging uit te voeren. Het vertraagd uitvoeren van de rotatievlucht zou nadelige gevolgen hebben voor de volgende vluchten van het toestel. Lufthansa had geen invloed op de staking en heeft de passagiers na afloop van de staking met een andere vlucht vervoerd.
4.3.
Lufthansa betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat het eerste gedeelte van de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Niet is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, lid 1 sub c van de Verordening. Gelet daarop is Lufthansa gehouden de passagiers te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Uit de considerans van de Verordening volgt dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen in geval van stakingen, die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Lufthansa voert aan dat de rotatievlucht LH294/LH295 geannuleerd is als gevolg van een staking van het grondpersoneel van de luchthaven van Bari. Met Lufthansa is de kantonrechter van oordeel dat een staking van het grondpersoneel in beginsel een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.4.
Vast staat dat vlucht LH295 onderdeel is van de rotatievlucht LH294/295. Vlucht LH294 zou volgens schema om 13:20 uur lokale tijd in Bari aankomen en vlucht LH295 zou om 13:55 uur lokale tijd vertrekken. Beide tijdstippen vielen in de periode van de staking die duurde van 10:00 tot 14:00 uur lokale tijd. Ten gevolge van de staking heeft Lufthansa de rotatievlucht LH294/295 geannuleerd. Volgens Lufthansa kon van haar niet worden gevergd om de vluchten na de stakingsperiode met 45 minuten vertraging uit te voeren, als daarvoor al een CTOT beschikbaar zou zijn geweest, omdat dit zou leiden tot vertraging bij de andere vluchten die het toestel die dag zou moeten uitvoeren.
5.5.
In beginsel kan een staking een buitengewone omstandigheid opleveren. Naar het oordeel van de kantonrechter is echter onvoldoende gebleken dat de rotatievlucht LH294/295 vanwege die staking alleen kon worden geannuleerd, en niet met vertraging alsnog worden uitgevoerd. Lufthansa heeft aangevoerd dat grondwerkzaamheden tijdens de staking niet werden verricht, maar dit standpunt is onvoldoende onderbouwd. De stelling van Lufthansa dat uitvoering van de rotatievlucht LH924/925 alsnog, zij het met vertraging ook niet mogelijk was heeft zij onvoldoende onderbouwd. Lufthansa voert aan dat indien de rotatievlucht vertraagd was uitgevoerd, het toestel niet op tijd beschikbaar zou zijn voor de uitvoering van de volgende (rotatie)vluchten. Deze onderbouwing is door de kantonrechter niet op juistheid te toetsen, aangezien Lufthansa geen gegevens heeft verstrekt over het tijdstip waarop het toestel beschikbaar moest zijn voor de volgende vlucht(en). Derhalve is niet gebleken dat het uitvoeren van vlucht LH925 zou hebben geleid tot een (ernstige) verstoring van de dienstregeling of een onaanvaardbaar offer voor Lufthansa.
5.6.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Lufthansa onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering van vlucht LH295 het - niet te voorkomen -gevolg is geweest van de staking van het grondpersoneel tussen 09:00 UTC en 13:00 UTC op de luchthaven van Bari. Gelet hierop wordt het beroep van Lufthansa op buitengewone omstandigheden verworpen en is Lufthansa verplicht om de passagiers op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening compensatie te betalen.
5.7.
Nu Lufthansa voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de annulering van de vlucht worden toegewezen
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze voor het merendeel ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten – van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter