ECLI:NL:RBNHO:2020:6709

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7860028 CV EXPL 19-9009
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en definitie van eindbestemming

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens naar New York. Door een vertraging van vlucht LH987 miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar JFK en werd hij omgeboekt naar Newark. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en stelde dat de passagier niet meer dan twee uur en veertig minuten vertraging had op de eindbestemming, en dat de passagier geen recht had op compensatie omdat hij niet naar JFK was aangekomen, maar naar Newark. De kantonrechter oordeelde dat de passagier onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. De rechter concludeerde dat de eindbestemming in dit geval ook Newark kon zijn, en dat Lufthansa niet verplicht was om compensatie te betalen. De vordering van de passagier werd afgewezen en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7860028 CV EXPL 19-9009
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 21 december 2018 diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH987 en van Frankfurt naar John F. Kennedy International Airport (hierna: JFK), New York (Verenigde Staten) met vlucht LH400, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH987 is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft hierdoor zijn aansluitende vlucht LH400 naar New York gemist. De passagier is vervolgens omgeboekt naar vlucht LH402 van Frankfurt naar Newark Liberty International (hierna: Newark) Airport, New York.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd omdat hij met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming zou zijn aangekomen.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert primair aan dat de passagier geen recht op compensatie heeft omdat de passagier twee uur en 40 min later is aangekomen op de eindbestemming. Om recht te hebben op compensatie dient minimaal sprake te zijn van een vertraging van drie uur op de eindbestemming. Vlucht LH400 had een geplande aankomsttijd van 13:40 uur lokale tijd en de passagier is met een alternatieve vlucht om 16:20 uur lokale tijd in New York aangekomen. Nu geen sprake is van een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming, dient de vordering van de passagier volgens Lufthansa te worden afgewezen. Lufthansa beroept zich subsidiair op buitengewone omstandigheden ten aanzien van de uitvoering van vlucht LH987. De vertraging was te wijten aan twee oorzaken, te weten de verplichte verwijdering van bagage uit het ruim en de opstopping bij de veiligheidscontrole door gebrek aan personeel. Deze veiligheidscontroles worden niet uitgevoerd door Lufthansa, maar door politieagenten, dan wel veiligheidsmedewerkers. Lufthansa had hier geen invloed op en kon vlucht LH986, en daardoor ook vlucht LH987 alleen maar vertraagd uitvoeren. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht LH400 naar New York gemist. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats.
4.2.
Voorts betwist Lufthansa buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het geschil tussen partijen ziet op de vraag of de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming. De passagier zou volgens de boekingsbescheiden reizen naar JFK. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht naar New York, vlucht LH402 naar Newark. De vraag die voorligt is of een andere luchthaven in New York, te weten Newark, in plaats van de oorspronkelijke luchthaven JFK ook heeft te gelden als eindbestemming in de zin van de Verordening.
5.3.
Conform artikel 2 sub h van de Verordening luidt de definitie van ‘eindbestemming’ als volgt: ‘
de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht; indien de geplande aankomsttijd is gerespecteerd, wordt er geen rekening gehouden met haalbare alternatieve aansluitende vluchten’. Op het door de passagier overgelegde e-ticket staat bij aankomst ‘New York (JFK) John F Kennedy’ vermeld.
5.4.
Lufthansa voert aan dat de eindbestemming New York is en dat het verschil tussen de luchthaven JFK en de luchthaven Newark daaraan niet afdoet. Lufthansa verwijst naar artikel 8 lid 3 van de Verordening waarin staat: ‘
Wanneer, in het geval waarin een stad of regio wordt bediend door meerdere luchthavens, de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een passagier een vlucht aanbiedt naar een andere luchthaven dan die waarvoor was geboekt, draagt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de kosten van de reis van die andere luchthaven naar de luchthaven waarvoor was geboekt of naar een andere met de passagier overeengekomen nabijgelegen bestemming’. Aangezien de passagier geen (vervoers)kosten van Newark naar JFK vordert, is de passagier waarschijnlijk direct naar zijn bestemming in New York gegaan, aldus Lufthansa.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft een andere luchthaven binnen dezelfde stad of regio te gelden als de eindbestemming van de passagier in de zin van de Verordening. Zoals terecht door Lufthansa is aangevoerd volgt uit artikel 8 lid 3 van de Verordening dat een luchtvaartmaatschappij alleen verplicht is de kosten van de passagier met betrekking tot de reis naar de oorspronkelijk geboekte luchthaven te vergoeden. Niet is gebleken dat de passagier na aankomst op de luchthaven van Newark naar JFK is gereisd, waar hij dan met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen. Niet uitgesloten is dat de passagier na aankomst in Newark rechtstreeks naar zijn bestemming in New York is gereisd en ten aanzien van de oorspronkelijke vlucht niet meer dan drie uur vertraging heeft ondervonden. Het had op de weg van de passagier gelegen om nader te onderbouwen waarom er sprake zou zijn van een vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur. Gelet hierop zal de vordering van de passagier tot compensatie worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven geen verdere bespreking meer.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter