ECLI:NL:RBNHO:2020:6713

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7885059 CV EXPL 19-9706
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair wegens vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Finnair voor een vlucht van Amsterdam naar Helsinki op 5 april 2019, maar miste zijn aansluitende vlucht naar Jyväskylä door een vertraging van meer dan drie uur. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Finnair betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding in Amsterdam door een jaarlijkse oefening en de invoering van nieuwe technologieën. De kantonrechter oordeelde echter dat Finnair niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden waarop zij geen invloed had. De rechter wees de vordering van de passagier toe en veroordeelde Finnair tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7885059 CV EXPL 19-9706
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Finaland)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 mei 2019 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagier op 5 april 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Helsinki (Finland) met vlucht AY1302 en van Helsinki naar Jyväskylä (Finland) met vlucht AY285, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht AY1302 heeft vertraging opgelopen. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Jyväskylä gemist, waardoor de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Finnair, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden. De vertraging werd veroorzaakt door beperkingen van de luchtverkeersleiding in Amsterdam. De oorzaak van de beperkingen waren de jaarlijks terugkerende internationale jachtvliegoefening ‘Frisian Flag 2019’ en de invoering van Electronic Flight Strips als onderdeel van de verbouwing van de verkeerstorens op Schiphol. De instructies van de luchtverkeersleiding resulteerde in een vertraging van zes minuten. Ten gevolge van de beperkingen moest het toestel bovendien vijf minuten langer taxiën, waardoor er een vertraging van in totaal 11 minuten ontstond. Finnair had hier geen invloed op en kon vlucht AY1302 enkel met vertraging uitvoeren. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar een andere vlucht naar de eindbestemming.
4.2.
Voorts betwist Finnair buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en proceskosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Finnair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Finnair kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Finnair heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of Finnair met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4.
Finnair verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake zou zijn van buitengewone omstandigheden naar diverse nieuwsartikelen over de Frisian Flag 2019 en de invoering van Electronic Flight Strips. Bovendien verwijst Finnair naar passages uit ‘e-log comments’, ‘flight leg history CDM’ en een passage uit het vluchtrapport van vlucht AY1302. De drie laatst genoemde stukken zijn niet in zijn geheel als productie overgelegd. Voorts ontbreken bij de ‘e-log comments’ en de ‘flight leg history CDM’ de vluchtgegevens waarop de informatie betrekking heeft. Finnair voert aan dat er een vertrekvertraging van zes minuten is ontstaan wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems) en dat deze vertraging is opgelopen tot 11 minuten vertraging wegens langer taxiën. Met de passagier is de kantonrechter van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet valt af te leiden wat de daadwerkelijke oorzaak was van de vertraging van vlucht AY1302. Het vluchtrapport van de onderhavige vlucht is niet overgelegd. Finnair heeft onvoldoende aangetoond dat de vertraging van 11 minuten op vlucht AY1302 is veroorzaakt door een besluit van de luchtverkeersleiding waarop Finnair geen invloed had. Van een vertraging ten gevolge van een buitengewone omstandigheid is derhalve geen sprake.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van Finnair stranden. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of Finnair alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Nu Finnair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.6.
Finnair betwist buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten verschuldigd te zijn, nu zij nooit in verzuim is geweest. De kantonrechter overweegt ten aanzien van deze kosten als volgt.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Finnair heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat sprake is van buitengerechtelijke verrichtingen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt de kantonrechter dat de vertraging van de vlucht is ontstaan op 5 april 2019. Per die datum heeft de passagier schade geleden. Er is, in tegenstelling tot hetgeen Finnair stelt, in dit geval sprake van een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, welke schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 5 april 2019.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Finnair, omdat Finnair behalve voor wat betreft de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagier van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter