ECLI:NL:RBNHO:2020:6714

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7938165 CV EXPL 19-10733
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak leidt tot afwijzing vordering compensatie

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens naar Linz op 24 maart 2019. Door een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming vorderde de passagier compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een restrictie opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege een storing in de radar.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen en dat Lufthansa in beginsel gehouden is tot compensatie. Echter, Lufthansa moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat Lufthansa voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, waar Lufthansa geen invloed op had. De kantonrechter concludeerde dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet meer kon verwachten van de luchtvaartmaatschappij.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen op 8 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7938165 CV EXPL 19-10733
Uitspraakdatum: 8 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 29 mei 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier is de gelegenheid geboden naar aanleiding van de bij dupliek overgelegde stukken nog een akte te nemen, van welke gelegenheid hij gebruik heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 24 maart 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH993 en van Frankfurt naar Linz (Oostenrijk) met vlucht LH1254, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Het toestel dat vlucht LH993 uitvoerde heeft een restrictie van de luchtverkeersleiding opgelegd gekregen. De luchtverkeersleiding heeft de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. De reden van dit besluit is dat de Duitse luchtverkeersleiding te maken had met een storing, bestaande uit een niet goed functionerende radar. Het Duitse luchtverkeer, waaronder ook vlucht LH993, ondervond hiervan hinder. Lufthansa kon niet anders dan de instructie van de luchtverkeersleiding opvolgen en vlucht LH993 met vertraging uitvoeren.
4.2.
Lufthansa betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa beroept zich op een buitengewone omstandigheid. De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is van een besluit van de luchtverkeersleiding.
5.4.
Lufthansa heeft het vluchtrapport en de ‘slot history’ van vlucht LH993 overgelegd. Hieruit volgt dat vlucht LH993 een vertrekvertraging had van 67 minuten wegens vertragingscode 83. Deze code staat voor:
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights. Om 14:49 uur lokale tijd heeft de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke CTOT van 14:50 uur lokale tijd ingetrokken en een CTOT van 16:12 uur lokale tijd aan het toestel toegekend. Onder verwijzing naar het dagrapport van de luchthaven van Frankfurt licht Lufthansa toe dat de reden van het besluit erin gelegen was dat de Duitse luchtverkeerleiding te maken had met een storing, bestaande uit een niet goed functionerende radar. Uit dit dagrapport volgt dat om 06:00 uur lokale tijd het aantal aankomstvluchten per uur tussen 08:00 uur en 22:00 uur lokale tijd tot een maximum van 40 werd beperkt wegens software-problemen. Verder blijkt dat er aanzienlijke vertragingen plaatsvonden en dat er 22 vluchten zijn geannuleerd. Bovendien werden er om 17:00 uur lokale tijd aankomstbeperkingen opgelegd voor de dag er na. Naar het oordeel van de kantonrechter is hieruit voldoende gebleken dat sprake is van een besluit van de luchtverkeersleiding waarop Lufthansa geen invloed kon uitoefenen. Het opleggen van een nieuwe CTOT betreft een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Het besluit is daarom te kwalificeren als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht LX993 is gearriveerd met een aankomstvertraging van 65 minuten.
5.5.
Voorts dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft gesteld dat de minimum overstaptijd op de luchthaven van Frankfurt 45 minuten is. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 55 minuten. Er was dus sprake van een reservetijd van 10 minuten, hetgeen door de kantonrechter onvoldoende wordt geacht. De passagier had in Frankfurt een aankomstvertraging van 65 minuten zodat zij, ook al zou Lufthansa voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer kon halen. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Lufthansa worden verwacht.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa en verklaart het vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter