ECLI:NL:RBNHO:2020:6719

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7960362 CV EXPL 19-11526
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar München en vervolgens naar Kiev op 7 mei 2019. Door een vertraging van meer dan drie uur op de eerste vlucht, miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar Kiev. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk besluiten van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa niet verantwoordelijk was voor de vertraging, omdat deze voortkwam uit instructies van de luchtverkeersleiding, die als een buitengewone omstandigheid werden beschouwd. De rechter stelde vast dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7960362 CV EXPL 19-11526
Uitspraakdatum: 10 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 9 juli 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 7 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar München (Duitsland) met vlucht LH2307 en van München naar Kiev (Oekraïne) met vlucht LH2546, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van (doorwerking van) een buitengewone omstandigheid. Vlucht LH2307 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH2306/2307. De voorafgaande vlucht LH2306 moest een besluit van de luchtverkeersleiding opvolgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Ook vlucht LH2307 kreeg een nieuwe CTOT door de luchtverkeersleiding opgelegd. Lufthansa diende gevolg te geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding. Zij kon niet anders dan vlucht LH2306, en vlucht LH2307, met vertraging uitvoeren. Doordat vlucht LH2307 met vertraging in München aankwam heeft de passagier de aansluitende vlucht LH2546 naar Kiev gemist. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Kiev.
4.2.
Lufthansa betwist voorts buitengerechtelijke kosten aan de passagier verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa beroept zich op (de doorwerking van) een buitengewone omstandigheid. De passagier stelt dat 18 minuten van de aankomstvertraging van de voorafgaande vlucht LH2306 niet is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Volgens de passagier hebben juist deze extra 18 minuten tot het missen van de aansluitende vlucht geleid. De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (de doorwerking van) een door de luchtverkeersleiding genomen besluit.
5.4.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Lufthansa het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht LH2306 overgelegd. Het toestel dat vlucht LH2306 uitvoerde kreeg om 15:25 uur lokale tijd een nieuwe CTOT opgelegd. De CTOT is daarna nog diverse keren herzien. Lufthansa heeft toegelicht dat het instructies betreft van de luchtverkeersleiding die aan het tijdige vertrek in de weg staan, veroorzaakt door/op de luchthaven van bestemmening. Dit blijkt uit vertragingscode 83 (
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights). De vertrekvertraging is blijkens het vluchtrapport 15 minuten. Deze vertraging ziet op het vertraagde vertrek bij de gate. Lufthansa licht toe dat het toestel plaats maakte bij de gate, wetende dat vervolgens moest worden gewacht op de CTOT van 15:48 uur UTC. Het toestel mocht niet eerder opstijgen dan gedurende de toegekende CTOT. Het beroep op buitengewone omstandigheden ziet op de door de luchtverkeersleiding ingetrokken CTOT. De kantonrechter overweegt dat het besluit van de luchtverkeersleiding een van buiten komende oorzaak is waarop Lufthansa geen invloed kon uitoefenen. Lufthansa was verplicht de CTOT op te volgen. De aankomstvertraging van 33 minuten is daarom aan te merken als vertraging ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
Voldoende is gebleken dat de buitengewone omstandigheid van vlucht LH2306 doorwerkt naar de onderhavige vlucht LH2307. Het vluchtrapport van vlucht LH2307 vermeldt een vertrekvertraging van 33 minuten vanwege de vertraagde aankomst van de voorafgaande vlucht. Dit volgt uit vertragingscode 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector). Uit het vluchtrapport van vlucht LH2307 volgt daarnaast een vertrekvertraging van 11 minuten wegens vertragingscode 82 (
ATFM due to ATC STAFF EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area). In dat kader verwijst Lufthansa ook naar de ‘slot history’ van vlucht LH2307, waaruit volgt dat het toestel al twee uur voor de schemavertrektijd een nieuwe CTOT kreeg opgelegd. Deze CTOT is nog meermaals gewijzigd. De vertraging die is ontstaan vanwege de vertraagde voorgaande vlucht (vertragingscode 93) viel daarmee samen. Of Lufthansa voldoende reservetijd tussen de twee rotatievluchten heeft ingebouwd is daarom niet meer van belang. Ook indien vlucht LH2306 niet vertraagd zou zijn aangekomen in Amsterdam, mocht vlucht LH2307 pas vertrekken rond de tijd van de opgelegde CTOT. Lufthansa had geen invloed op de besluiten van de luchtverkeersleiding. Niet is gebleken dat zij zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. De besluiten kwalificeren als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH2307. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht LH2546 naar Kiev gemist. De vertraging is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. De passagier stelt dat op de luchthaven van München een minimale overstaptijd (MCT) van 30 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 40 minuten. Lufthansa heeft dit niet betwist. Lufthansa heeft aangevoerd dat de passagier met vlucht LH2307 met 37 minuten vertraging aankwam in München. De overstap naar vlucht LH2546 was niet meer mogelijk, ook indien zij bij de schemaoverstaptijd een ruimere marge van 20 minuten zou hebben gehanteerd. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Kiev.
5.7.
Lufthansa heeft het standpunt van de passagier dat Lufthansa zou beschikken over een reservevliegtuig, omdat zij lid is van het samenwerkingsverband Star Alliance, gemotiveerd weersproken.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter