In deze zaak hebben de passagiers, bestaande uit meerderjarige en minderjarige personen, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 3 mei 2019. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht van Caïro naar Wenen meer dan drie uur vertraging had opgelopen, maar heeft ook geoordeeld dat de minderjarige passagiers niet ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij niet zelfstandig in rechte kunnen optreden zonder machtiging van de kantonrechter. De meerderjarige passagier die namens haar minderjarige kinderen optreedt, werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat Austrian Airlines onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden om hun aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen. De passagiers betwistten de feitelijke overstaptijd en de kantonrechter oordeelde dat Austrian niet had aangetoond dat de passagiers tijdig bij de gate waren. Hierdoor werd de vordering van de meerderjarige passagier toegewezen tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hadden aangetoond dat de gemaakte kosten meer omvatten dan gebruikelijke werkzaamheden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.