ECLI:NL:RBNHO:2020:6721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7999548 CV EXPL 19-12765
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en ontvankelijkheid van minderjarige passagiers

In deze zaak hebben de passagiers, bestaande uit meerderjarige en minderjarige personen, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 3 mei 2019. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht van Caïro naar Wenen meer dan drie uur vertraging had opgelopen, maar heeft ook geoordeeld dat de minderjarige passagiers niet ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij niet zelfstandig in rechte kunnen optreden zonder machtiging van de kantonrechter. De meerderjarige passagier die namens haar minderjarige kinderen optreedt, werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat Austrian Airlines onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden om hun aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen. De passagiers betwistten de feitelijke overstaptijd en de kantonrechter oordeelde dat Austrian niet had aangetoond dat de passagiers tijdig bij de gate waren. Hierdoor werd de vordering van de meerderjarige passagier toegewezen tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hadden aangetoond dat de gemaakte kosten meer omvatten dan gebruikelijke werkzaamheden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7999548 CV EXPL 19-12765
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Austrian
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 juli 2019 een vordering tegen Austrian ingesteld. Austrian heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarbij de vordering van passagier onder 3 is ingetrokken. Daarna heeft Austrian een schriftelijke reactie gegeven. De passagiers is de gelegenheid geboden naar aanleiding van de bij dupliek overgelegde stukken nog een akte te nemen, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Austrian de passagiers op 3 mei 2019 diende te vervoeren van Caïro (Egypte) naar Wenen (Oostenrijk) met vlucht OS864 en van Wenen naar Amsterdam met vlucht OS377, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Austrian gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Austrian heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Austrian, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Austrian vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Austrian betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagiers, ondanks de vertraging op de vlucht van Caïro naar Wenen, voldoende overstaptijd hadden om hun aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen, maar dat zij zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld voor deze vlucht. De vertraging hebben zij aan zichzelf te wijten. Vlucht OS864 arriveerde in Wenen met een vertraging van 24 minuten om 17:49 uur UTC. De aansluitende vlucht naar Amsterdam zou blijkens het overgelegde vluchtrapport vertrekken om 18:15 UTC. Er was sprake van een geplande overstaptijd van 50 minuten, maar door de vertraging hadden de passagiers een feitelijke overstaptijd van 26 minuten. De feitelijke overstaptijd is voldoende gelet op de MCT (Minimum Connecting Time) op de luchthaven van Wenen van 25 minuten. Van de passagiers mag een proactieve houding verwacht worden voor het halen van de vlucht. Aangezien de passagiers zich niet tijdig hebben gemeld bij de gate van vlucht OS377, komen zij volgens Austrian op grond van artikel 3 lid 2 van de Verordening niet in aanmerking voor compensatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van passagiers sub 2 en 3 stelt de kantonrechter vast dat deze passagiers niet bekwaam zijn zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig zijn. Voor passagier sub 3 geldt dat – naar aanleiding van het gemotiveerde verweer van Austrian - bij repliek de vordering van deze passagier reeds is ingetrokken. Aangezien ook eiser sub 2 minderjarig is, zal deze passagier niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Voor zover passagier sub 1 in deze procedure namens haar minderjarige kinderen (passagiers sub 2 en 3) als wettelijk vertegenwoordiger optreedt, dient zij te beschikken over een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:235k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een dergelijke machtiging is niet overgelegd. De kantonrechter zal daarom passagier sub 1 in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen eveneens niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Ten aanzien van de vordering van passagier sub 1 pro se, overweegt de kantonrechter als volgt.
5.3.
Vast staat dat vlucht OS864 volgens schema om 17:25 uur UTC zou aankomen in Wenen, maar dat deze vlucht in werkelijkheid bij de gate is aangekomen om 17:49 uur UTC. Voorts staat als onbetwist vast dat de minimale overstaptijd op het vliegveld van Wenen 25 minuten bedraagt.
5.4.
De passagiers betwisten de feitelijke overstaptijd van 26 minuten, dan wel 20 minuten, nu niet duidelijk is wanneer de deuren van het toestel zijn geopend. Naar het standpunt van de passagiers moet dit tijdstip later liggen dan het tijdstip waarop het toestel de gate heeft bereikt. Daarnaast stellen de passagiers dat Austrian onvoldoende heeft onderbouwd dat de gate van vlucht OS377 om 18:09 uur UTC sloot, zodat niet duidelijk is wat de exacte overstaptijd was.
5.5.
Uit het Germanwings arrest van het Hof van 4 september 2014 (C-452/13) volgt dat in de Verordening het begrip ‘aankomsttijd’ is gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, wat duidt op het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur is geopend, zodat de passagiers op dat tijdstip het toestel kunnen en mogen verlaten.
5.6.
Het tijdstip van aankomst bij de gate is dan ook niet gelijk aan het moment waarop de deuren open gaan, welk laatste moment heeft te gelden als het tijdstip van aankomst. Eerst dient het vliegtuig immers ‘on blocks’ te worden gezet en dat moet vervolgens worden gecommuniceerd, waarna de trap of brug aan het vliegtuig wordt bevestigd. Pas daarna kan de cabinebemanning van de gezagvoerder de opdracht verkrijgen tot het openen van de deuren. Austrian heeft aangevoerd dat zij niet beschikt over gegevens van het tijdstip waarop de deur van vlucht OS864 opende, maar dat het redelijk is om uit te gaan van één of twee minuten na het tijdstip van ‘on blocks’. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. Van Austrian mag verwacht worden dat zij informatie verstrekt over het tijdstip waarop de deuren zijn geopend. Zonder nadere informatie kan niet worden uitgegaan van een aankomsttijd van 17:49 uur UTC. Austrian heeft verklaard dat de gate van vlucht OS377 om 18:09 uur UTC is gesloten, maar geen informatie verstrekt waaruit de juistheid van die verklaring volgt. Het voorgaande leidt dan ook tot de conclusie dat Austrian onvoldoende heeft aangetoond dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden. Dit moet voor rekening van Austrian blijven.
5.7.
Nu Austrian voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom jegens de passagier onder 1 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Austrian heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
Nu partijen ieder voor een deel in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart passagiers sub 2 en 3 (pro se) en passagier sub 1 in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen (passagiers sub 2 en 3) niet-ontvankelijk in hun vordering;
6.2.
veroordeelt Austrian tot betaling aan passagier sub 1 van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter