ECLI:NL:RBNHO:2020:6723

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8016745 CV EXPL 19-13165
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door Transavia en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Transavia voor een vlucht van Eindhoven naar Faro op 10 maart 2019, die uiteindelijk werd geannuleerd. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie van € 400,00 per passagier, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot de tijdelijke sluiting van de luchthaven van Eindhoven. De kantonrechter oordeelde dat Transavia onvoldoende had aangetoond dat de vlucht niet met vertraging had kunnen worden uitgevoerd. De rechter stelde vast dat, hoewel slechte weersomstandigheden in beginsel een buitengewone omstandigheid kunnen zijn, niet was aangetoond dat de annulering gerechtvaardigd was. De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter veroordeelde Transavia tot betaling van € 800,00 aan de passagiers, vermeerderd met rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8016745 CV EXPL 19-13165
Uitspraakdatum: 15 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. S. Pekcan (ARAG Flight Claim)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 augustus 2019 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers op 10 maart 2019 diende te vervoeren van Eindhoven naar Faro (Italië) met vlucht HV6607, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00 per passagier, dus € 800,00 in totaal, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, te weten slechte weersomstandigheden op de vertrekluchthaven Eindhoven. Ten gevolge hiervan is luchthaven Eindhoven tijdelijk gesloten geweest en was er nadien sprake van een reductie van de capaciteit van het aantal vliegtuigen dat kon opstijgen. Transavia had geen invloed op de slechte weersomstandigheden. Vlucht HV6607 kon vanwege het slechte weer niet vertrekken en het vervoer van de passagiers is met één dag uitgesteld. Transavia heeft nieuwe vluchten gecreëerd om de passagiers zo snel mogelijk naar hun eindbestemming te vervoeren.
4.2.
Transavia betwist voorts buitenrechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Niet is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, lid 1 sub c van de Verordening. Gelet daarop is Lufthansa gehouden de passagiers te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Transavia voert aan dat de annulering van de vlucht te wijten is aan een buitengewone omstandigheid, bestaande uit slechte weersomstandigheden met als gevolg de tijdelijke sluiting van de luchthaven van Eindhoven en nadien een reductie van de capaciteit op dezeluchthaven.. De passagiers betwisten dit standpunt en stellen dat andere vluchten rond de geplande vertrektijd wel konden vertrekken. Volgens hen kon de vlucht, weliswaar met vertraging, uitgevoerd worden. Het annuleren van de vlucht is een operationele keuze van Transavia geweest, aldus de passagiers.
5.4.
De vraag die voorligt is of Transavia met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De vlucht had een schemavertrektijd van 15:25 uur UTC. Transavia voert onder verwijzing naar de METAR berichten van 15:19 uur UTC en 15:25 uur UTC aan dat sprake was van hevige wind in combinatie met regen. Er zijn windvlagen gemeten tussen de 27 en 50 knopen. Die windsnelheden in combinatie met hevige regenval kunnen het opstijgen van vliegtuigen ernstig belemmeren. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Transavia naar de als productie 5 overgelegde ‘Runway Surface Condition Assesment Table’ met daarin opgenomen de limieten voor Take-off. De baanconditie krijgt de kwalificatie ‘medium’. Bij deze omstandigheden mag er sprake zijn van een maximale crosswind van 20 knopen en een tailwind van 5 knopen. Doordat het aantal knopen de 20 gepasseerd was, kon de vlucht niet vertrekken. Ten gevolge van de slechte weersomstandigheden is de luchthaven tussen 13:25 uur UTC en 14:55 uur UTC gesloten geweest. Transavia heeft de vlucht naar aanleiding van de - aangekondigde - sluiting om 13:59 uur UTC geannuleerd. Transavia heeft voor de volgende dag nieuwe vluchten gecreëerd om de passagiers zo snel mogelijk naar hun eindbestemming te vervoeren.
5.6.
Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat slechte weersomstandigheden in beginsel een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren. Onvoldoende is echter gebleken dat de vlucht alleen kon worden geannuleerd, en niet met vertraging alsnog kon worden uitgevoerd. Transavia heeft aangevoerd dat de grondafhandeling van de luchthaven van Eindhoven in beginsel tot 18:00 uur UTC dicht zou zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst zij naar een bericht uit het OCC Management Rapport van 14:35 uur UTC. Het OCC Management Rapport is een intern bericht en daarom geen objectieve onderbouwing. Dit bericht heeft onvoldoende bewijskracht. Bovendien ligt het tijdstip van dit bericht na het besluit van Transavia tot annulering van de vlucht. De stelling van Transavia dat uitvoering van de vlucht alsnog, zij het met vertraging ook niet mogelijk was heeft zij op grond van het voorgaande onvoldoende onderbouwd. Als onbetwist staat vast dat er na de sluiting tot 14:55 uur UTC van de luchthaven van Eindhoven vluchten zijn vertrokken. Hervatting van de vlucht zou volgens Transavia niet meer mogelijk zijn geweest, nu alles in gang was gezet voor verplaatsing van de vlucht. Deze onderbouwing is door de kantonrechter niet op juistheid te toetsen, aangezien Transavia hierover geen gegevens heeft verstrekt. Derhalve is niet gebleken dat het uitvoeren van de vlucht zou hebben geleid tot een (ernstige) verstoring van de dienstregeling of een onaanvaardbaar offer voor Transavia.
5.7.
Nu Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.8.
Transavia betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn over de hoofdsom. De vertraging van de vlucht is ontstaan op 10 maart 2019. Per die datum heeft de passagier schade geleden. Er is, in tegenstelling tot hetgeen Transavia stelt, in dit geval sprake van een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, welke schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 10 maart 2019.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 145,20 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Transavia, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2019, en over € 145,20 vanaf 28 augustus 2019, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 108,64;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Transavia tot betaling van maximaal € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt.
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter