ECLI:NL:RBNHO:2020:6728

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8042361 CV EXPL 19-13781
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar München en vervolgens naar Kiev op 9 mei 2019. De eerste vlucht, LH2307, was vertraagd, waardoor de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aankwam. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, wat onder de definitie van buitengewone omstandigheden valt volgens de Verordening. De rechter concludeerde dat Lufthansa niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat zij niet verantwoordelijk was voor de vertraging.

De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. Dit vonnis is gewezen door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen op 12 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8042361 CV EXPL 19-13781
Uitspraakdatum: 12 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Oekraïne)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 6 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 9 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar München (Duitsland) met vlucht LH2307 en van München naar Kiev (Oekraïne) met vlucht LH2546, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH2307 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LH2307 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH2306/2307. De vertraging van vlucht LH2307 is het gevolg van de latere aankomst in Amsterdam van de voorafgaande vlucht LH2306. De reden van deze vertraging is dat vlucht LH2306 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Lufthansa had hier geen invloed op en kon vlucht LH2306, en daardoor ook vlucht LH2307, alleen met vertraging uitvoeren. Daarnaast kreeg ook vlucht LH2307 restricties van de luchtverkeersleiding opgelegd. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Lufthansa betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding.
5.4.
Lufthansa heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van buitengewone omstandigheden het vluchtrapport van de voorafgaande vlucht LH2306 overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel een vertrekvertraging van 19 minuten had wegens vertragingscode 83. Deze code staat voor:
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights.Uit de ‘slot history’ van vlucht LH2306 volgt dat de luchtverkeersleiding twee uur voor de schemavertrektijd de oorspronkelijk CTOT van 13:15 uur UTC introk en verving voor een CTOT van 14:06 uur UTC. De CTOT is vervolgens nog diverse keren gewijzigd. De ‘slot history’ vermeldt vertragingscode 83 en 81. Lufthansa heeft toegelicht dat beide codes zien op door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Code 81 staat voor:
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems.Uiteindelijk heeft vlucht LH2306 gebruik gemaakt van de CTOT van 13:55 uur UTC. Vlucht LH2306 is om 15:18 uur UTC in Amsterdam gearriveerd met een aankomstvertraging van 33 minuten. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht een CTOT op te volgen, Lufthansa had geen invloed op de CTOT-wijzigingen. Het besluit van de luchtverkeersleiding is derhalve aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht LH2307. Uit het door Lufthansa overgelegde vluchtrapport van vlucht LH2307 volgt dat het toestel een vertrekvertraging van 33 minuten had wegens vertragingscode 93. Daarnaast had vlucht LH2307 een vertraging van 22 minuten die te wijten was capaciteitsproblemen in de lucht (vertragingscode 81). Uit de ‘slot history’ volgt verder dat de luchtverkeersleiding wederom twee uur voor de schemavertrektijd de oorspronkelijke CTOT van 15:25 uur UTC introk en een nieuwe CTOT van 15:37 uur UTC aan het toestel toekende. De CTOT is nog diverse keren veranderd en uiteindelijk heeft vlucht LH2307 gebruik gemaakt van de CTOT van 16:45 uur UTC. Vlucht LH2307 is met een vertraging van 60 minuten om 17:45 uur UTC in München aangekomen. De passagier heeft de aansluitende vlucht LH2546 naar Kiev met schemavertrektijd van 17:25 uur UTC gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is dus het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH2307. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht LH2546 naar Kiev gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Voorts dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier had oorspronkelijk tussen de twee vluchten een overstaptijd van 40 minuten. Lufthansa heeft aangevoerd dat de minimale overstaptijd op de luchthaven van München 30 minuten bedraagt. Er was dus sprake van een reservetijd van 10 minuten, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagier te München een aankomstvertraging van 60 minuten had en dat zij, ook al had Lufthansa voldoende reservetijd in acht genomen, de aansluitende vlucht niet meer kon halen. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Lufthansa worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven geen bespreking meer.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter