ECLI:NL:RBNHO:2020:6744

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8091676 CV EXPL 19-15079
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak leidt tot afwijzing compensatieverzoek

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van vlucht LH993 op 24 maart 2019. De passagier, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Lufthansa, vertegenwoordigd door mr. E.C. Douma, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding door IT-problemen, waardoor de luchtvaartmaatschappij geen invloed had op de vertraging. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De passagier had de aansluitende vlucht gemist door de vertraging van meer dan drie uur, maar de rechter concludeerde dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8091676 CV EXPL 19-15079
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten van Amerika)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 24 maart 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH993 en van Frankfurt naar Salzburg (Oostenrijk) met vlucht LH1596, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH993 is met vertraging uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht en heeft de eindbestemming met een vertraging van meer dan drie uur bereikt.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagier niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de vorderingen van de passagier moeten worden afgewezen. Volgens Lufthansa is vlucht LH993 vertraagd als gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Vordening. Onder verwijzing naar de vluchtrapportage voert Lufthansa aan dat op vlucht LH993 vertraging is ontstaan door een besluit van de luchtverkeersleiding (vertragingscode 83). Vlucht LH993 is met een vertraging van 65 minuten aangekomen in Frankfurt, waardoor de passagier onvoldoende overstaptijd had om de aansluitende vlucht te halen. Lufthansa heeft geen invloed op een door de luchtverkeersleiding ingetrokken ‘slot’ en de toekenning van een later ‘slot’. Het is voor Lufthansa niet mogelijk met deze omstandigheid rekening te houden bij het maken van de dienstregeling. Lufthansa heeft er alles aan gedaan om de gevolgen van de vertraagde vlucht te beperken, door de passagier om te boeken naar een andere vlucht.
4.2.
Lufthansa betwist voorts de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Salzburg. Op grond van de Verordening is Lufthansa in beginsel gehouden de passagier hiervoor te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden
.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Lufthansa voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding voorafgaand aan het vertrek in Amsterdam, vanwege IT-problemen bij de luchtverkeersleiding, aanleiding heeft gezien om CTOT’s (Calculated Take Off Time) toe te wijzen, waardoor het toestel later dan gepland moest vertrekken. De passagier stelt dat Lufthansa ten onrechte aanvoert dat het vluchtrapport vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems) vermeldt. Lufthansa erkent dat dit een schrijffout betreft en in het vluchtrapport vertragingscode 83 (
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights) is vermeld. Echter, zowel vertragingscode 81 als 83 zien op capaciteitsproblemen. Lufthansa heeft aangevoerd dat er bij de toekenning van een nieuwe CTOT door de luchtverkeersleiding sprake is van een buitengewone omstandigheid. De passagier heeft dit niet weersproken. De kantonrechter overweegt dat het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een andere CTOT wegens vertragingscode 83 een van buiten komende oorzaak is waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit kwalificeert als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de wegens IT-problemen opgelegde CTOT op de vlucht een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.4.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LH993. De passagiers hebben immers door deze vertraging de aansluitende vlucht LH1596 gemist. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. Lufthansa heeft aangevoerd, hetgeen niet door de passagier is betwist, dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd van 45 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk exact een overstaptijd van 45 minuten. De passagier stelt dat de luchtvaartmaatschappij niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen, aangezien in de onderhavige vlucht Lufthansa over geen enkele reservetijd beschikt. Lufthansa voert in dat kader aan, dat zelfs in het geval er een extra marge van 30 minuten zou zijn gehanteerd, de passagier gelet op de aankomstvertraging van 65 minuten de aansluitende vlucht ook had gemist. Ingevolge het Eglitis arrest (12 mei 2011, nr. C-294/10) dient de luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd te voorzien die haar in staat stelt om indien mogelijk, de vlucht volledig uit te voeren na afloop van buitengewone omstandigheden. Vast staat dat de buitengewone omstandigheid heeft geleid tot een aankomstvertraging van 65 minuten van vlucht LH993. Van Lufthansa kon niet worden gevergd dat zij een reservetijd aanhield om een vertraging van 65 minuten te ondervangen. Daarbij heeft Lufthansa toegelicht dat zij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht. Dit is door de passagier onbetwist gelaten.
5.6.
Gelet op het voorgaande is gebleken dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. Het beroep van Lufthansa op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening slaagt dan ook. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie zal worden afgewezen. Nu de vordering van de passagier zal worden afgewezen behoeven de overige verweren van Lufthansa geen bespreking.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 72,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter