ECLI:NL:RBNHO:2020:6746

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8094029 CV EXPL 19-15154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines A.G. wegens vertraging van hun vlucht op 17 juni 2019 van Amsterdam naar Wenen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur later op hun eindbestemming in Skopje aankwamen. Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de aankomst van de voorafgaande vlucht hadden beïnvloed.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat Austrian niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden waar zij geen invloed op had. De rechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij niet kon bewijzen dat zij alle mogelijke middelen had ingezet om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van € 1.200,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. De passagiers vorderden ook buitengerechtelijke incassokosten, maar deze werden afgewezen omdat niet was aangetoond dat de werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijk.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, aangezien Austrian in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren bij het inroepen van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8094029 CV EXPL 19-15154
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats] (Macedonië)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines A.G.
Gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Austrian
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 15 augustus 2019 een vordering tegen Austrian ingesteld. Austrian heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Austrian een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Austrian een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Austrian de passagiers diende te vervoeren op 17 juni 2019 van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) met vlucht OS376 en van Wenen naar Skopje (Macedonië) met vlucht OS775, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht OS376 heeft vertraging opgelopen. De passagiers hebben de aansluitende vlucht OS775 gemist. Austrian heef de passagiers omgeboekt naar vlucht OS779 van 18 juni 2019. Hierdoor zijn de passagiers meer dan drie uur later op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Austrian gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Austrian heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Austrian, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Austrian vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Austrian betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Vlucht OS376 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht OS375/376. De vertraging van vlucht OS376 is het gevolg geweest van de latere aankomst in Amsterdam van vlucht OS375. De reden van deze vertraging is dat vlucht OS375 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een latere CTOT aan het toestel toegekend. Austrian had hier geen invloed op en kon vlucht OS375, en daardoor ook vlucht OS376, enkel met vertraging uitvoeren. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Austrian betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat Austrian op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Austrian kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Austrian heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De passagiers betwisten dat de vertraging te wijten is aan de CTOT wijzigingen van de voorafgaande vlucht OS375. Volgens de passagiers is er geen sprake van buitengewone omstandigheden. De passagiers stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek gericht was op het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd. Bovendien is volgens de passagiers niet gebleken dat de besluiten van de luchtverkeersleiding op zichzelf tot de uiteindelijke vertraging van de vlucht hebben geleid.
5.4.
De vraag die voorligt is of Austrian met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.5.
Austrian heeft de ATC-slot history van de voorafgaande vlucht OS375 overgelegd. Hieruit blijkt dat vlucht OS375 om 13:20 uur UTC een andere CTOT opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding, welke CTOT vervolgens diverse keren is herzien. De verschillende CTOT’s zijn opgelegd wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems), dan wel vertragingscode 83 (
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights). Vlucht OS375 is uiteindelijk vertrokken om 16:35 uur UTC. Voorts staat vast dat de voorafgaande vlucht OS375 12 minuten vertraging heeft opgelopen, doordat de bemanning van het toestel was vertraagd (vertragingscode 95:
CREW ROTATION, awaiting crew from another flight (flight deck or entire crew)). Indien de bemanning niet was vertraagd, had vlucht OS375 volgens de ATC-slot history om 15:33 uur UTC kunnen vertrekken. In dat geval betrof de vertrekvertraging 13 minuten. Voldoende gebleken is dat Austrian zelf een nieuwe EOBT (Estimated Off-Block Time) heeft doorgegeven als gevolg van de vertraagde bemanning, waarbij door de luchtvaartmaatschappij verzocht werd om een latere vertrektijd van 15:45 uur UTC. Hieruit volgt dat het toestel niet tijdig klaar stond om te vertrekken. Hierna is pas door de luchtverkeersleiding een nieuwe CTOT toegekend om 16:35 uur UTC met als reden vertragingscode 83. Austrian heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging op de voorafgaande vlucht van 50 minuten is ontstaan door CTOT’s van de luchtverkeersleiding waar Austrian geen invloed op had. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een buitengewone omstandigheid die doorwerkt op de onderhavige vlucht. Het verweer van Austrian met betrekking tot de door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties faalt.
5.6.
Nu Austrian voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Austrian heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Austrian, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Austrian tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Austrian tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter