ECLI:NL:RBNHO:2020:6748
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over huurprijs en verrekening energiekosten tussen verhuurder en huurder van bedrijfsruimte
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen twee partijen, waarbij de eiser (verhuurder) een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde (huurder) wegens huurachterstand en verrekening van energiekosten. De eiser heeft de gedaagde aangeklaagd voor het niet betalen van de huur vanaf 1 januari 2018, waarbij de eiser stelt dat de huurprijs € 1.300,00 per maand bedraagt. De gedaagde betwist deze vordering en stelt dat de huurprijs sinds 1 december 2014 is aangepast naar € 12.000,00 per jaar, wat neerkomt op € 1.000,00 per maand. De huurovereenkomst is oorspronkelijk aangegaan voor een periode van twee jaar en is daarna telkens verlengd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst per 23 december 2020 zal eindigen en dat partijen het oneens zijn over de huurprijs die de gedaagde verschuldigd is. De rechter heeft geconcludeerd dat de aanvullende overeenkomst, die op 30 september 2014 door beide partijen is ondertekend, geen tijdelijke huurverlaging bevatte, maar een definitieve aanpassing van de huurprijs naar € 12.000,00 per jaar. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, omdat de kantonrechter geen bewijs heeft gevonden voor de stelling van de eiser dat de huurprijs weer op € 1.300,00 per maand zou moeten worden vastgesteld.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde recht had op verrekening van de energiekosten, aangezien hij de energiekosten voor de bovenwoning heeft betaald. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is eveneens afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.