ECLI:NL:RBNHO:2020:6750
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, wonende te [Z], had beroep ingesteld tegen de vastgestelde waarde van zijn woning door de heffingsambtenaar van Cocensus, die deze had vastgesteld op € 409.000 voor het kalenderjaar 2019. Na bezwaar was deze waarde verlaagd tot € 389.000, maar eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde te hoog was in vergelijking met vergelijkbare woningen in de buurt, die lagere WOZ-waardes hadden gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt met een taxatierapport en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat de ondergewaardeerde woningen incidentele fouten betroffen en er geen begunstigend beleid was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.