In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Austrian Airlines. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Graz naar Frankfurt op 17 mei 2019, die resulteerde in het missen van een aansluitende vlucht naar Amsterdam. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij niet verantwoordelijk was voor de vertraging, aangezien deze voortkwam uit een opgelegde CTOT (Calculated Take Off Time) door de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid wordt beschouwd. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming was aangekomen, maar dat Austrian Airlines alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af, oordeelde dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden buiten de controle van de luchtvaartmaatschappij en dat de passagier in de kosten van de procedure moest worden veroordeeld. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in geval van vertragingen.