In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Minsk op 8 mei 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers claimden dat zij door een vertraging van 50 minuten van vlucht OS 374 hun aansluitende vlucht OS 689 naar Minsk hebben gemist en vroegen om een schadevergoeding van € 800,00 per passagier, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging van vlucht OS 374 inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, aangezien de luchtvaartmaatschappij geen invloed had op de beslissingen van de luchtverkeersleiding. De rechter stelde vast dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, maar dat Austrian Airlines voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De rechter concludeerde dat de passagiers niet in hun recht stonden, omdat de vertraging niet te wijten was aan de luchtvaartmaatschappij, maar aan externe factoren waar zij geen controle over hadden.