In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens de annulering van vlucht OS 758 van Sarajevo naar Wenen, die onderdeel uitmaakte van een vervoersovereenkomst. De annulering vond plaats op 11 maart 2019 als gevolg van slechte weersomstandigheden, waardoor het toestel niet veilig kon landen in Sarajevo en moest uitwijken naar Zagreb. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de onveilige weersomstandigheden die de landing verhinderden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat Austrian Airlines voldoende bewijs had geleverd dat de annulering van vlucht OS 758 het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft de verklaring van de piloot en andere bewijsstukken in overweging genomen en geconcludeerd dat de weersomstandigheden op de dag van de vlucht inderdaad onveilig waren.
De rechter oordeelde verder dat Austrian Airlines alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen en dat het niet redelijk was om te verwachten dat de luchtvaartmaatschappij altijd reservevliegtuigen beschikbaar heeft. De vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 15 juli 2020.