ECLI:NL:RBNHO:2020:6829

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7764946 CV EXPL 19-6397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vertraging en instapweigering

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bari op 9 september 2018. De passagiers stelden dat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen en dat dit het gevolg was van een instapweigering door Transavia. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers niet-ontvankelijk waren omdat zij geen bevestigde boeking voor de vlucht hadden. Daarnaast stelde Transavia dat er geen sprake was van instapweigering, aangezien de passagiers als 'no-show' in hun systeem stonden geregistreerd. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers voldoende bewijs hadden geleverd van hun bevestigde boeking en dat er geen bewijs was voor de stelling van Transavia dat de passagiers zich niet tijdig hadden gemeld.

De kantonrechter concludeerde echter dat er geen instapweigering had plaatsgevonden, omdat de passagiers voldoende tijd hadden om hun aansluitende vlucht te halen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Transavia. Dit vonnis is uitgesproken op 10 juni 2020 door kantonrechter S.N. Schipper in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7764946 CV EXPL 19-6397
Uitspraakdatum: 10 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

allen wonende te [woonplaats] (Italië)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 4 april 2019 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLM de passagiers op 9 september 2018 zou vervoeren van Billund (Denemarken) naar Amsterdam met vlucht KL1342, en Transavia de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Bari (Italië) met vlucht HV5821, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging als gevolg van een instapweigering.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de langdurige vertraging wegens instapweigering gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert primair aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij niet over een bevestigde boeking voor de vlucht beschikken. Subsidiair voert Transavia aan dat er geen sprake is van instapweigering. Door de passagiers is de gestelde instapweigering niet onderbouwd met bewijs. Niet is gebleken dat de passagiers zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. In het systeem van Transavia staan de passagiers geregistreerd als ‘no-show’, wat betekent dat de passagiers niet zijn komen opdagen voor de vlucht. Het vliegtuig was niet overboekt en de passagiers hadden aan boord gekund.
4.2.
Voort betwist Transavia de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het door Transavia gevoerde verweer dat de passagiers geen bevestigde boeking hebben overgelegd overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 3 lid 2 van Verordening bepaalt dat voor toepassing van de Verordening vereist is dat de passagiers een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben en zich – behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 – (tijdig) bij de incheckbalie melden. Transavia betwist dat door de passagiers is aangetoond dat zij beschikten over een bevestigde boeking in de zin van artikel 3 lid 2 van de Verordening. De passagiers hebben in de onderhavige procedure een in de Italiaanse taal opgemaakt reisoverzicht overgelegd. Met dit document is voldoende aangetoond dat de passagiers beschikten over een bevestigde boeking.
5.3.
Voorts dient te worden beoordeeld of sprake is geweest van “no-show”, zodat de Verordening niet van toepassing is op het geschil. Transavia heeft in dat kader aangevoerd dat passagiers zich niet tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld, zodat er geen sprake kan zijn van instapweigering als bedoeld in artikel 4 van de Verordening. Transavia laat na dit standpunt met stukken te onderbouwen. De kantonrechter begrijpt het zo dat Transavia bedoelt dat de passagiers zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld. Er is immers sprake van een overstap op Amsterdam, zodat de passagiers zich al eerder bij de incheckbalie hebben gemeld.
5.4.
Vast staat dat tussen de geplande aankomsttijd van vlucht KL1342 en de vertrektijd van vlucht KL2525 één uur en tien minuten overstaptijd zit. De passagiers hadden dus een ruime buffer om de aansluitende vlucht te halen. Bij repliek hebben de passagiers een verklaring overgelegd waaruit volgt dat sprake zou zijn van een instapweigering. Nu deze verklaring niet is ondertekend door de passagiers zal de kantonrechter hieraan voorbij gaan. Nu niet is gebleken dat er sprake is van instapweigering, kan Transavia op grond van artikel 4 lid 3 van de Verordening niet gehouden worden tot betaling van compensatie aan de passagiers. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.
5.5.
De overige geschilpunten tussen partijen behoeven geen verdere bespreking en beoordeling meer.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.7.
Ook de nakosten van maximaal € 120,00 kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover door Transavia daadwerkelijk nakosten worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter