Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
de (per 1 januari 2018 ontbonden) MAATSCHAP [naam maatschap] (CKH Advocaten),
de besloten vennootschap
de besloten vennootschap
de heer [gedaagde sub 4],
de heer [gedaagde sub 5],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 oktober 2019 (met producties 1 tot en met 44),
- de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 15),
- de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van CKH c.s. (met producties 16 en 17),
- de brief van 2 juni 2020 met bijlagen van mr. Le Belle,
- het proces-verbaal van comparitie van 9 juni 2020 en de tijdens deze comparitie overgelegde zittingsaantekeningen door mr. Le Belle, en
- het faxbericht van 23 juni 2020 van mr. Lebbing met enkele opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
[voornaam] ,
[voornaam] ,
de mening van het bestuur niet heeft gehandeld conform het geldend criterium van advocaten en hun dienstverlening, namelijk in strijd gehandeld met hetgeen van een “redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, die een cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen”.
De opdrachten
- hij werkzaamheden voor [naam 1] in privé heeft verricht en deze zonder medeweten van ESNW bij haar in rekening heeft gebracht, en
- hij weigert ten onrechte gefactureerde bedragen terug te betalen,
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vervalbeding
Aansprakelijkheid
Voorts voert ESNW aan dat zij niet in een contractuele verhouding staat tot [gedaagde sub 5] zodat een vordering uit onrechtmatige daad in verband met de beroepsfouten van [gedaagde sub 5] mogelijk is ondanks het vervalbeding in de algemene voorwaarden van CKH.
Deze algemene voorwaarden zijn ook bedongen ten behoeve van die (rechts)personen en derden die direct of indirect op enigerlei wijze betrokken zijn bij de dienstverlening door CKH.”.
De rechtbank zal hierna de door ESNW gestelde beroepsfouten 3 en 4, die niet onder het vervalbeding vallen, beoordelen.
voornemenswas om bedragen aan [naam 2] over te (laten) maken door ESNW. Ter onderbouwing van dit verwijt verwijst ESNW naar de e-mails die op 6 mei 2015 door [naam 1] aan [gedaagde sub 5] zijn verstuurd en de memorie van grieven van [naam 1] in de procedure van ESNW tegen [naam 1] , waarin hij heeft gesteld dat hij over de betalingen aan [naam 2] overgelegd heeft gevoerd met [gedaagde sub 5] . CKH c.s. betwist niet dat [gedaagde sub 5] op de hoogte was van de financiële privésituatie van [naam 1] . Deze kennis in combinatie met de inhoud van de e-mails van 6 mei 2015, waarin [naam 1] aan [gedaagde sub 5] onder meer vraagt om aan [naam 2] een verklaring te vragen dat na ontvangst van de € 650.000,- de bankgarantie uit Hong Kong gedownload kan worden, had CKH c.s. er toe moeten brengen ESNW te waarschuwen voor het handelen van [naam 1] . Dat geldt temeer omdat in de e-mail van 6 mei 2015 van 12.02 uur [naam 1] aan [gedaagde sub 5] schrijft:
“(Wel zouden we met deze verklaring de bg uit hong kong kunnen laten opmaken op naam van ESNW om vervolgens toch door te zetten. Dan heb ik wel de zaak binnen esnw afgedekt.)”. Naast de financiële moeilijkheden die [naam 1] in privé had, was deze opmerking van [naam 1] een sterke aanwijzing voor [gedaagde sub 5] dat [naam 1] kennelijk voornemens was het bedrag van € 650.000,- door ESNW te laten betalen en dat binnen ESNW wilde afdekken.
Uit de twee door [naam 1] ingebrachte korte e-mailberichten aan mr. [gedaagde sub 5][de rechtbank: de e-mails van 6 mei 2015]
blijkt overigens niet dat [naam 1] mr. [gedaagde sub 5] op de hoogte had gebracht van de ins en outs van de betreffende transacties, noch van de inhoud van de reactie van mr. [gedaagde sub 5] hierop.” Het is, naar het oordeel van de rechtbank, voor het maken van een verwijt aan CKH c.s. niet van belang dat [gedaagde sub 5] op de hoogte was van alle ins en outs van de transacties, nu het verwijt aan CKH c.s. ziet op bekendheid met het voornemen van [naam 1] om de betalingen van een bedrag van in totaal
op de bedrijfsdirecteur van ESNW, op de administrateur en op de registeraccountant, diens halfjaarlijkse audits en rapportages.” Volgens de verklaring was het “
ongebruikelijk dat het bestuur zelf interne audits hield, laat staan omschrijvingen op binnenkomende facturen controleerde.” Het voormalig bestuur heeft in haar verklaring voorts gesteld dat [gedaagde sub 5] de statuten van ESNW kende ( [gedaagde sub 5] had ESNW geadviseerd bij de totstandkoming van de statuten) en bekend was met de structuur van ESNW. Deze stellingen zijn door CKH c.s. niet (voldoende) weersproken. Ook heeft CKH c.s. niet weersproken dat [naam 5] , de persoon die de betalingen feitelijk uitvoerde, in een gezagsverhouding tot [naam 1] stond. Hierbij komt dat, tot juni 2016, er geen signalen waren dat het handelen van [naam 1] niet in het belang van ESNW was. Van belang is voorts dat het bestuur, in tegenstelling tot [gedaagde sub 5] , niet wist dat [naam 1] voornemens was € 650.000,- over te maken aan [naam 2] . Het feit dat de structuur binnen ESNW inmiddels is aangepast naar aanleiding van het handelen van [naam 1] , kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan CKH c.s. stelt, niet als erkenning worden gezien dat ESNW eigen schuld heeft aan de ontstane situatie. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ESNW in het kader van de betalingen aan [naam 2] geen eigen schuld kan worden verweten.
De door ESNW begrote schade van:
- 2 maal € 325.000,-, derhalve € 650.000,-, zijnde de bedragen die [naam 1] op 11 mei 2015 door ESNW heeft laten overmaken aan de Duitse advocaat [naam 2] ;
- de kosten van [naam 6] Advocaten van € 4.611,40 in verband met haar onderzoek voor ESNW naar de mogelijkheden om de aan [naam 2] betaalde bedragen terug te krijgen, en
- de kosten van [naam 7] , het advocatenkantoor in Duitsland dat heeft onderzocht of een procedure in Duitsland voor het terugvorderen van € 650.000,- bij [naam 2] haalbaar was, van € 4.251,51,
Niet is weersproken dat verweerder werkzaamheden voor [naam 1] in privé (zoals diens handel in bankgaranties) bij klaagster in rekening heeft gebracht en dat enige schriftelijke vastlegging hierover ontbreekt. Dat verweerder volgens zijn zeggen erop mocht vertrouwen dat klaagster hiermee zou instemmen, disculpeert hem niet.” ESNW stelt zich op het standpunt dat CKH c.s. de declaraties in het dossier “advies overname” en het dossier “ESNW/juridisch advies” aan haar dient terug te betalen. In totaal betreft het een bedrag van € 62.710,69 inclusief BTW.
Ten aanzien van beroepsfout 4 hebben de gedaagden sub 1 tot en met sub 4 een terugbetalingsverplichting van € 62.710,69.
6.198,00(2 punten × € 3.099,00)