Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Bij e-mailbericht van 25 april 2018 heeft Forkliftcenter daartoe een voorstel gedaan. [verweerster] heeft niet ingestemd met dit voorstel.
Inmiddels proberen we al enkele weken lang met je in contact te komen. Enerzijds in verband met het voorstel dat we je hebben gedaan en anderzijds om je werkzaamheden te hervatten in lijn met het advies van de bedrijfsarts.
Mede gelet op de nogal ultimatieve formulering van uw daarin vervatte uitnodiging zal cliënte zich morgenochtend om 9.00 uur op kantoor melden.
Om te komen tot een deugdelijke re-integratie die voldoet aan de wet ontbreekt het echter op dit moment aan een aantal essentiële zaken.
In de eerste plaats ontbreekt op dit moment enige begeleiding van de ARBO-dienst. Cliënte is daarvan in ieder geval niets bekend. De ARBO-dienst is onder andere van belang met het oog op het opstellen van de wettelijk voorgeschreven probleemanalyse.
In de tweede plaats ontbreekt een plan van aanpak. Ook hierin zal de ARBO-dienst overigens een rol kunnen c.q. moeten spelen.
Hoewel, zoals aangegeven, aan de daaraan te stellen voorwaarden nog niet is voldaan meldt cliënte zich morgen bij u, mede om uitdrukking te geven aan haar bereidheid om haar medewerking te verlenen aan haar re-integratie. Het moge echter duidelijk zijn dat ook c.q. juist op u als werkgever verplichtingen rusten in dat verband en ik vertrouw er met cliënte op dat u daaraan zonder vertraging de vereiste invulling zult geven.
1.1. Conclusies:-Er is geen sprake van medische klachten die leiden tot ongeschiktheid voor eigen werk in volle omvang (alle uren en alle taken);
-De vastgestelde ongeschiktheid wordt primair veroorzaakt door knelpunten binnen de arbeidsrelatie(s).
-Werkgever en cliënt hebben beiden nadrukkelijk aangegeven de arbeidsovereenkomst te willen ontbinden.
-Gezien er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebrek, zal er naar verwachting geen WIA-beoordeling plaatsvinden.
1.2. Aanbevelingen:-Juridisch en financieel advies inwinnen door beide partijen, ten behoeve van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
-Poortwachtertraject overwegen te beëindigen.
-Deze rapportage toevoegen aan het re-integratiedossier.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
€ 200.000,- bruto.
€ 10.207,10 bruto en een billijke vergoeding ter hoogte van € 200.000,- bruto, vergoeding van de advocaatkosten ad € 22.557,73 en betaling van de wettelijke verhoging ad € 6.464,10 bruto, vermeerderd met wettelijke rente.
Ten tweede nam Forkliftcenter de ziekmeldingen niet serieus en heeft Forkliftcenter ten onrechte de loonbetaling aan [verweerster] opgeschort, waarbij werd gedreigd met ontslag op staande voet wanneer niet aan de oproep tot werkhervatting gehoor werd gegeven.
Ten derde heeft Forkliftcenter ten onrechte gedurende langere tijd [verweerster] gekort op haar salaris. Daarbij was, aldus [verweerster] , Forkliftcenter erop gericht haar het leven zuur te maken en haar ertoe te bewegen alsnog akkoord te gaan met een beëindigingsregeling.
5.De beoordeling
het verzoek
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
1. Forkliftcenter heeft [verweerster] op de werkvloer niet meer als volwaardig werkneemster behandeld;
2. De aanhoudende en door de situatie verergerde gezondheidsklachten en daarmee samenhangende ziekmeldingen van [verweerster] werden niet serieus genomen en Forkliftcenter heeft hierin ten onrechte aanleiding gezien om de loonbetaling op te schorten en met ontslag op staande voet te dreigen;
3. Forkliftcenter heeft gedurende een periode van anderhalf jaar [verweerster] ten onrechte gekort op haar salaris.
ad 1: niet als volwaardig werkneemster behandelen
ad 2: opschorting loonbetaling en dreiging met ontslag op staande voet
ad 3 inhouden van salaris
Forkliftcenter is van een onjuiste veronderstelling uitgegaan. Dit maakt echter niet dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, waarvan niet is gebleken.
Voor zover aan Forkliftcenter verwijten kunnen worden gemaakt, zijn die daarvoor niet ernstig genoeg.
het tegenverzoek
€ 12.928,20 te laat is betaald. Forkliftcenter betwist de verschuldigdheid van de wettelijke verhoging. In de eerste plaats omdat partijen overeenstemming hadden over de aanpassing van de arbeidsomvang naar 32 uur per week. Daarnaast stelt [verweerster] volgens Forkliftcenter pas een jaar later dat deze overeenstemming er niet was. Ten aanzien van de wettelijke verhoging over het salaris van april en mei 2020 voert Forkliftcenter aan dat deze maximaal respectievelijk 40 % en 20 % bedragen. De kantonrechter volgt Forkliftcenter niet in haar verweer. Dat partijen overeenstemming hadden over de aanpassing van de arbeidsomvang blijkt onvoldoende uit de stukken. Integendeel, de gemachtigde van [verweerster] heeft Forkliftcenter op 24 januari 2019 gesommeerd het volledige salaris (over 40 uur per week) te betalen. Forkliftcenter heeft de hoogte van het te laat betaalde salaris, zijnde € 12.928,20, niet betwist. Daarvan wordt daarom uitgegaan. Over dat bedrag zal de gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente worden toegewezen, omdat Forkliftcenter te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 20 %.
De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat van ernstig verwijtbaar handelen van Forkliftcenter geen sprake is.
6.De beslissing
het tegenverzoek
€ 10.217,71 bruto;