ECLI:NL:RBNHO:2020:6961

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
7827239 \ CV EXPL 19-7995
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van onbetaalde facturen wegens gebrek aan bewijs van overeenkomst

In deze zaak heeft eiseres, een bedrijfskundig adviesbureau, een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder een schoonmaakbedrijf en haar bestuurders, voor betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 7.096,65. De vordering is ingesteld op 4 juni 2019, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen haar en gedaagde 1. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden die eiseres heeft verricht, niet zijn uitgevoerd in opdracht van gedaagde 1, maar van een andere vennootschap, genaamd [vennootschap B]. Eiseres heeft weliswaar facturen overgelegd, maar deze zijn niet voldoende om de overeenkomst te bewijzen. Gedaagden hebben de vordering betwist en aangevoerd dat er geen rechtsgeldige overeenkomst bestaat. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn vastgesteld op € 600,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7827239 \ CV EXPL 19-7995
Uitspraakdatum: 26 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
[eiseres] .t.h.o.d.n.
[handelsnaam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: W.N. Hilbrink (Klarenbeek’s Incasso- & Adviesbureau)
tegen
1.de besloten vennootschap
[gedaagde 1], gevestigd te [vestigingsplaats] , mede kantoorhoudende te [plaats]
2.de besloten vennootschap
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats]
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde 1] c.s.
en afzonderlijk te noemen: [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3]
gemachtigde: mr. S.J. Schram (Van der Meer & Philipsen Gerechtsdeurwaarders)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 4 juni 2019 een vordering tegen [gedaagde 1] c.s. ingesteld. [gedaagde 1] c.s. hebben mondeling geantwoord en vervolgens, aanvullend, nog schriftelijk.
1.2.
Na een tussenvonnis waarbij een mondelinge behandeling was bepaald die in verband met het coronavirus geen doorgang heeft gevonden, heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde 1] c.s. nog een schriftelijke reactie hebben gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft onder de naam [handelsnaam eiseres] een bedrijfskundig adviesbureau.
2.2.
[gedaagde 1] is een schoonmaak- en glazenwassersbedrijf. Het bezoekadres van [gedaagde 1] is [bezoekadres 1] . De handelsnaam van [gedaagde 1] is Schoonmaakbedrijf-Glazenwasserij [handelsnaam X] B.V.
2.3.
[gedaagde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] . [gedaagde 3] is de bestuurder van [gedaagde 2]
2.4.
[vennootschap B] houdt zich onder andere bezig met interieurreiniging van gebouwen, het (doen) verrichten van gebouwonderhoud en multidisciplinaire dienstverlening en het verzorgen van opleidingen op dit gebied. Het bezoekadres van [vennootschap B] is [bezoekadres 1] . De handelsnamen van [vennootschap B] zijn [naam vennootschap B] en [handelsnaam X] Facilitaire Diensten . Statutair bestuurder van [vennootschap B] is [vennootschap B] Holding B.V.
2.5.
Bij e-mail van 29 september 2018 met als onderwerp ‘
opdracht implementatie en operationlaisering InPRC’ heeft [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) aan [eiseres] geschreven: ‘
(…) Op enkele locaties van onze klant [klant] (N-Brabant) willen we op korte termijn (oktober, 2018) het InPRC systeem gaan implementeren en operationaliseren. (…)
Locaties:
1. [locatie 1] (…)
2. [locatie 2] (…)
3. [locatie 3] (…)
4. [locatie 4] (…)
Factuur/kosten/begroting: in afstemming met [betrokkene 2]
Met vriendelijke groet,
[handelsnaam X] Facilitaire Diensten
[betrokkene 1]
2.6.
Bij e-mail van 5 oktober 2018 om 12:02 uur heeft [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) aan [eiseres] geschreven: ‘
(…) Leuk dat jij voor ons de ondersteuning ga doen in Brabant. Kan jij mij aangeven hoeveel uur deze implementatie gaat kosten. Daaropvolgend zou ik graag een alternatief voorstel willen hebben voor het uurtarief. De € 80,- per uur vind ik rijkelijk veel te noemen. (…)
2.7.
Bij e-mail van 5 oktober 2018 om 14:21 uur heeft [eiseres] aan [betrokkene 2] geschreven: ‘
(…) Ik geef hierbij de opdracht terug. Voor de door mij aangebrachte structuur voor de klant ‘Vereniging [klant] ’ in InPRC, zoals gebouwen, afdelingen, werkprogramma’s, vloersoorten, bevinding soorten enzovoort stuur ik geen rekening. Dit omdat ook bij een eerdere vermeende opdracht er problematiek rees ten aanzien van de goedkeuring van de factuur. (…)
2.8.
In de periode 8 – 10 oktober 2018 wisselen [gedaagde 3] en [eiseres] een aantal WhatsApp berichten uit, waarin zij onder meer het volgende schrijven:
[gedaagde 3] : ‘
(…) ik heb begrepen dat je niet de implementatie door wou zetten. Is er een mogelijkheid dat we toch doorgaan met de bestaande afspraken?
[eiseres] :
(…) ik laat [handelsnaam X] niet in de steek.’
2.9.
De factuur van [eiseres] , gedateerd op 31 oktober 2018, gericht aan

Crediteurenadministratie
Schoonmaakbedrijf [handelsnaam X]
[bezoekadres 1]
vermeldt onder meer: ‘
(…) Hiermede ontvangt u onze factuur voor opzetten en invoeren in InPRC van de gebouw gegevens van de scholen ‘Scholengemeenschap [klant 2] en van de scholengemeenschap ‘ [klant] ’. Daarnaast het aanmaken en invoeren van werkprogramma’s, ruimte functies, vloersoorten, bevindingsoorten, waarderingen, registraties en diensten. (…) Totaal te betalen: € 7.096,65 (…)
2.10.
Bij e-mail van 29 december 2018 om 16:18 uur heeft [eiseres] aan [betrokkene 3] , met in de cc [gedaagde 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , waarbij achter de mailadressen van deze personen steeds het woord ‘
[handelsnaam X]’ staat, geschreven: ‘
(…) Ik heb met [voornaam][ [gedaagde 3] , toevoeging rechtbank]
afgesproken niet direct een rekening te sturen. Eerst zorgen dat tenminste twee scholen met InPRC werken. Dat zijn [locatie 4] en [locatie 1] . Ik begrijp de uitdaging voor [locatie 1] . (…) Het gaat goedkomen! (…)
2.11.
Op de per e-mail gestelde vraag van [betrokkene 2] vanaf het e-mailadres [betrokkene 2] @ [handelsnaam X] .nl ‘
Kan iemand mij vertellen waarom dit nu toch is doorgegaan?’ heeft [eiseres] bij e-mail van 9 januari 2019 geantwoord: ‘
(…) Opdracht van [gedaagde 3] . Met hem besproken dat ik deze activiteit zonder kosten uitvoer teneinde ervoor te zorgen dat [handelsnaam X] tenminste op twee scholen het InPRC in de praktijk brengt. (…)
2.12.
Bij e-mail van 1 maart 2019 met als onderwerp ‘
Betaling factuur’ schrijft [betrokkene 1] vanuit [handelsnaam X] Facilitaire Diensten aan [betrokkene 5] met [eiseres] in de cc: ‘
Dit zijn werkzaamheden (implementatie InPRC tags en workflow bij enkele [klant] scholen) die al enkele maanden geleden zijn afgerond. [eiseres] heeft zich meer dan ‘flexibel’ opgesteld door accoord te gaan met uitstel van betaling van deze factuur. Ik denk dat de tijd gekomen is de factuur te betalen. Met vriendelijke groet, [handelsnaam X] Facilitaire Diensten / [betrokkene 1] ’
2.13.
Op 2 en 6 april 2019 stuurt de gemachtigde van [eiseres] sommaties voor de verzonden factuur.
2.14.
Bij e-mail van 1 mei 2019 heeft [betrokkene 2] vanaf haar e-mailadres ‘
[handelsnaam X] – [betrokkene 2]’ aan de incassogemachtigde van [eiseres] geschreven: ‘
(…) De opgestelde factuur (…) wordt door ons betwist. Kijkende naar de correspondentie die onze organisatie heeft gevoerd met uw cliënt was er eerst reden tot twijfel of er überhaupt sprake was van een overeenkomst. Op basis van het mailbericht van uw cliënt van 5 oktober 2018, geeft uw cliënt immers aan de opdracht niet te accepteren.
Klaarblijkelijk heeft hij vervolgens de opdracht toch wel geaccepteerd via een andere functionaris van onze organisatie.
De insteek van de opdracht was duidelijk, [eiseres] zou een werkend en compleet systeem opleveren per school. (…)
Omdat [handelsnaam X] tot op heden nog geen data ontvangt vanuit het systeem stellen wij dan ook dat de opdracht niet is opgeleverd conform afspraak. Hierbij is het sturen van een factuur dan ook nog niet aan de orde omdat deze pas na oplevering van het werkende systeem kan worden verstuurd.
In onze optiek zijn er een tweetal opties:
1. [eiseres] zorgt alsnog, binnen de huidige factuur kosten, voor een werkend systeem en instructie aan de betrokken medewerkers
2. [eiseres] doet geen inspanningen meer om het systeem werkend te krijgen en
doet een redelijk en billijk voorstel voor zijn inspanningen. Denk hierbij aan een factuur ter grote van 25% van de huidige factuur. (…)
[betrokkene 2]
Directeur

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde 1] c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 7.096,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (subsidiair de wettelijke rente) vanaf 1 december 2018 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 729,83. Daarbij vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten van € 1.210,00 en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij voor [gedaagde 1] werkzaamheden heeft verricht en haar hiervoor een factuur heeft gestuurd van € 7.096,65. Dit bedrag is ondanks meerdere aanmaningen onbetaald gebleven, zodat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van de overeenkomst.
[gedaagde 2] heeft de wanprestatie willens en wetens veroorzaakt, omdat zij als rechtspersoon-bestuurder op voorhand had kunnen weten dat zij niet aan de prestatie zou voldoen. [gedaagde 2] heeft toegelaten dat [gedaagde 1] onzorgvuldig handelt door niet aan haar betalingsverplichting te voldoen, waardoor aan [eiseres] schade wordt toegebracht.
[gedaagde 3] is als indirect bestuurder van [gedaagde 1] aansprakelijk voor de schuld aan [eiseres] , omdat [gedaagde 2] een ernstig verwijt valt te maken.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde 1] c.s. betwisten de vordering en verzoeken de kantonrechter deze af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder begrepen het reguliere bedrag voor het salaris van de gemachtigde, te verhogen met (i) één punt salaris gemachtigde voor het opstellen van de conclusie van antwoord en (ii) € 200,00 voor het opstellen van de conclusie van dupliek.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. voeren – samengevat – als volgt aan.
Er bestaat geen overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde 1] . Alle schoonmaakactiviteiten waarvoor het InPRC-systeem zou moeten worden geïmplementeerd worden verricht vanuit [vennootschap B] en niet vanuit [gedaagde 1] . [eiseres] heeft gesprekken gevoerd met [vennootschap B] handelend onder de naam [handelsnaam X] Facilitaire Diensten . [gedaagde 1] is geen partij bij de overeenkomst waar [eiseres] zich op beroept.
4.3.
Voor zover geoordeeld wordt dat [gedaagde 1] wel als contractspartij is aan te merken, voert zij ten eerste aan dat de factuur is betwist door [betrokkene 2] , directeur bij [vennootschap B] B.V omdat er geen overeenkomst is gesloten. Ten tweede is het volstrekt onduidelijk waarom en op grond waarvan [eiseres] bedragen vordert. [eiseres] toont niet aan dat er een overeenkomst is, wat de aard daarvan is en welke rechten en verplichtingen daaruit voortkomen. Van bestuurdersaansprakelijkheid is ook geen sprake.
4.5.
De dagvaarding voldoet niet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten. [eiseres] verklaart in strijd met de waarheid (artikel 21 en 111 lid 3 Rv) dat geen verweer bekend zou zijn. Zonder deugdelijke onderbouwing wordt een bedrag gevorderd en zonder enige vooraankondiging worden de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk geacht. Hierdoor zijn [gedaagde 1] c.s. gedwongen veel uitgebreider te reageren op de dagvaarding.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het verweer van [gedaagde 1] c.s., ligt allereerst de vraag voor of sprake is van een overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde 1] . De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is en legt dit hierna uit.
5.2.
In haar conclusie van repliek schrijft [eiseres] dat zij in 2015 in opdracht van [gedaagde 1] InPRC-diensten heeft uitgevoerd en gefactureerd aan [gedaagde 1] . Ten bewijze hiervan heeft [eiseres] een drietal facturen uit 2015 gericht aan [gedaagde 1] overgelegd. De kantonrechter merkt op dat hieruit niet kan worden afgeleid dat daarmee ook de opdracht in 2018 vanuit [gedaagde 1] is verstrekt.
5.3.
[eiseres] schrijft verder in haar conclusie van repliek dat [gedaagde 3] namens [gedaagde 1] haar in december 2018 (mondeling) heeft verzocht om de werkzaamheden uit te voeren en [eiseres] heeft aan dat verzoek voldaan. [gedaagde 1] betwist dat hiermee een overeenkomst tussen haar en [eiseres] is ontstaan. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde 3] in zijn WhatsAppbericht verwijst naar het doorgaan van de bestaande afspraken (zie punt 2.8 van dit vonnis). Niet gesteld of gebleken is dat dit andere afspraken zijn, dan die volgen uit de e-mail die op 29 september 2018 aan [eiseres] is verstuurd door [betrokkene 1] vanuit [handelsnaam X] Facilitaire Diensten . Deze e-mail heeft als onderwerp ‘
opdracht implementatie en operationalisering InPRC’, zie punt 2.5 van dit vonnis. [eiseres] heeft die opdracht in eerste instantie teruggeven en vervolgens – na tussenkomst van [gedaagde 3] – kennelijk alsnog geaccepteerd. [handelsnaam X] Facilitaire Diensten is de handelsnaam van [vennootschap B] en niet van [gedaagde 1] . Daarmee staat vast dat er tussen [gedaagde 1] en [eiseres] geen overeenkomst tot stand is gekomen, maar tussen [eiseres] en [vennootschap B]
5.4.
[eiseres] stelt dat uit de e-mail van [betrokkene 1] van 1 maart 2019 een erkenning van de verschuldigdheid van de factuur blijkt. Dit is gemotiveerd betwist door [gedaagde 1] . De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat [betrokkene 1] werkzaam was voor [gedaagde 1] . Onder aan de e-mail van 1 maart 2019 staat ook bij de afsluitende groet ‘
[handelsnaam X] Facilitaire Diensten’, dus [vennootschap B] (zie punt 2.12 van dit vonnis). Daarmee kan de e-mail geen erkenning door [gedaagde 1] inhouden.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] ingesteld tegen [gedaagde 1] zal afwijzen en daarmee worden ook de vorderingen ingesteld tegen de overige gedaagden op grond van bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen. Immers: als [gedaagde 1] geen verwijt te maken valt omtrent de niet-betaling van de factuur, dan geldt dat ook voor haar (middellijke) bestuurders.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. Het verzoek van [gedaagde 1] c.s. om het reguliere bedrag voor het salaris van de gemachtigde te verhogen, zal worden afgewezen. Alhoewel de kantonrechter met [gedaagde 1] c.s. van oordeel is dat de dagvaarding op zijn minst onzorgvuldig is opgesteld, is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen geen sprake en ziet de kantonrechter – mede gelet op de uitkomst van de zaak – onvoldoende aanleiding om hier een sanctie aan te verbinden. De proceskosten zullen worden toegewezen als hierna te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde 1] c.s. worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde 1] c.s.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter