ECLI:NL:RBNHO:2020:6992
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing inkomen uit sparen en beleggen; individuele en buitensporige last
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2020 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 126.651 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.841. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Haarlem, waar eiser, vergezeld van zijn echtgenote [A], aanwezig was. De inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. [B].
Eiser stelde dat de belastingheffing ter zake van het inkomen uit sparen en beleggen een individuele en buitensporige last opleverde. Hij betoogde dat de forfaitaire heffing onredelijk was en dat de wet niet proportioneel en rechtvaardig was. Eiser voerde aan dat de waarde van zijn tweede woning was gedaald en dat hij belasting moest betalen over een negatief rendement. De rechtbank oordeelde echter dat de belastingheffing in overeenstemming was met de belastingwet en dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om te onderbouwen dat er sprake was van een buitensporig zware last, wat hij niet had gedaan.
De rechtbank concludeerde dat de heffing over het box-3-inkomen van eiser niet van een zodanige omvang was dat deze kwalificeerde als een individuele en buitensporige last. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat het ontbreken van een rekentool voor papieren aangiften onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier.