ECLI:NL:RBNHO:2020:6993
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing inkomen uit sparen en beleggen; individuele en buitensporige last
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2020 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiseres, wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017, die was berekend op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.554 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.272. De inspecteur handhaafde de aanslag, waarna eiseres beroep instelde.
Tijdens de zitting op 12 augustus 2020 in Haarlem, waar eiseres en haar echtgenoot [A] aanwezig waren, werd het beroep behandeld. Eiseres betoogde dat de belastingheffing ter zake van het inkomen uit sparen en beleggen een individuele en buitensporige last oplevert, en dat de forfaitaire heffing onredelijk is. De rechtbank overwoog dat de belastingwet bepaalt wie voldoende vermogen heeft om te worden onderworpen aan de vermogensrendementsheffing, en dat in uitzonderlijke gevallen van een strikte toepassing kan worden afgeweken als de belastingheffing een buitensporige last oplevert.
De rechtbank concludeerde dat de heffing over het box-3-inkomen van eiseres niet van een zodanige omvang is dat deze kwalificeert als een individuele en buitensporige last. Eiseres had een niet onaanzienlijk vermogen en de rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de belastingheffing voor haar een buitensporig zware last vormde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het niet langer verstrekken van een rekentool voor papieren aangifte niet onrechtmatig is. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.