ECLI:NL:RBNHO:2020:6998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
8673574
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. M. Kruithof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens overtreding van de huurvoorwaarden door aanwezigheid van drugs

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woningstichting Kennemer Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De vordering van Kennemer Wonen was gericht op de ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de woning, wat in strijd was met de huurvoorwaarden. De huurder had sinds 19 juli 2013 de woning gehuurd en was op 3 augustus 2020 gedagvaard. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 augustus 2020 werd duidelijk dat op 8 april 2020 in de woning van [gedaagde] meer dan 2 kilogram hennep, MDMA en cocaïne waren aangetroffen. De burgemeester had op 7 juli 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd om de woning te sluiten, maar dit besluit was geschorst door de bestuursrechter op 21 juli 2020. Kennemer Wonen stelde dat de huurder zich niet als goed huurder had gedragen en dat de aanwezigheid van drugs een ernstige overtreding van de huurovereenkomst vormde. De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering toe, met de bepaling dat de ontruiming uiterlijk op 19 oktober 2020 moest plaatsvinden, en legde een dwangsom op voor het geval de huurder in gebreke bleef. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8673574 VV EXPL 20-117
Uitspraakdatum: 7 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
Stichting Woningstichting Kennemer Wonen
gevestigd te Heiloo
eiseres
verder te noemen: Kennemer Wonen
gemachtigde: mr. M.A. Le Belle
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.W. Hijnen

1.Het procesverloop

1.1.
Kennemer Wonen heeft [gedaagde] op 3 augustus 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven nog stukken toegezonden, Kennemer Wonen producties 7 t/m 10 en [gedaagde] producties 1 t/m 5.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 19 juli 2013 de woning gelegen aan [adres] (hierna: de woning) van Kennemer Wonen. De algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte (hierna: de AHV) maken deel uit van de tussen partijen schriftelijk gesloten huurovereenkomst.
2.2.
Artikel 6 van de AHV heeft betrekking op de verplichtingen van de huurder.
In artikel 6.4. is bepaald: ‘
Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.
In artikel 6.8. is bepaald: ‘
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet of enige ander wet strafbaar zijn gesteld.
2.3.
Bij brief van 3 juni 2020 heeft de burgemeester van [woonplaats] aan Kennemer Wonen bericht dat hij voornemens is Kennemer Wonen een last onder dwangsom op te leggen om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Met betrekking tot de feiten en omstandigheden die aanleiding zijn voor dit voornemen schrijft de burgemeester onder meer het volgende: ‘
Op 8 april 2020 werd in [plaats] in het voertuig van de huurder van de woning meer dan 3 kilogram opgedroogde henneptoppen aangetroffen. Naar aanleiding hiervan en met zijn toestemming heeft hierop een doorzoeking van de woning plaatsgevonden.Uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat tijdens deze doorzoeking circa 2128 gram hennep (middel als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet), circa 2,5 gram (zeer waarschijnlijk) MDMA en circa 1,6 gram cocaïne (beide middelen als bedoeld in Lijst I van de Opiumwet) is aangetroffen. Deze stoffen werden in meerdere ruimten van de woning aangetroffen. Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is nadien aangetoond dat de harddrugs inderdaad de drugs MDMA en cocaïne betroffen.’.
2.4.
Nadere informatie over de zaak is door de politie samengevat ten behoeve van de burgemeester in het document ‘Kerninformatie casus [adres] ’. Dit document is door Kennemer Wonen overgelegd als productie 4. Met betrekking tot de vindplaatsen van de drugs meldt de politie dat hennepresten zijn aangetroffen in de droogtrommel van de droger. Daarnaast zijn in de keuken achter een plank onder de oven twee doosjes met 36 gram hennep, een plastic bakje met zeven blauwe pillen en een sealbag met vijf wikkels met wit poeder aangetroffen. In een kartonnen crueslidoos in een keukenlade werden vijf blokken hasjiesj van in totaal 1217 gram aangetroffen. Onder de salontafel in de woonkamer in en naast een koffieblik werden sealbags met hennep aangetroffen, in totaal 28 gram (inclusief verpakking), in een schoenendoos in de kast in de woonkamer zakjes met in totaal 305 gram hennep (inclusief verpakking), in de logeerkamer een gele sealbag met daarin kleine zakjes hennep, in totaal 380 gram (inclusief verpakking). Tot slot heeft de politie vermeld dat in de berging een sporttas stond met een pot vol sealbags met hennep, in totaal 162 gram (inclusief verpakking).
2.5.
Bij besluit van 7 juli 2020 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat de woning met ingang van 16 juli 2020 wordt gesloten voor de duur van drie maanden. Tegen dit besluit heeft [gedaagde] bij brief van 9 juli 2020 bezwaar gemaakt en de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.6.
Bij brief van 10 juli 2020 heeft de burgemeester meegedeeld dat de werking van het besluit van 7 juli 2020 wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter. Die zaak is op 17 juli 2020 behandeld door de bestuursrechter. Bij uitspraak van 21 juli 2020 heeft de bestuursrechter overwogen dat het bezwaar van [gedaagde] tegen het besluit van de burgemeester redelijke kans van slagen heeft en het verzoek toegewezen. De bestuursrechter heeft het besluit van 7 juli 2020 geschorst tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De woning is niet gesloten.
2.7.
Bij brief van 21 juli 2020 heeft de gemachtigde van Kennemer Wonen het volgende aan [gedaagde] geschreven, voor zover relevant: ‘
U heeft de verplichtingen uit de huurovereenkomst in ernstige mate overtreden. En dan bedoel ik met name artikel 6.8. uit de algemene voorwaarden. Kennemer Wonen is door politie/gemeente geïnformeerd over de zeer omvangrijke hoeveelheid drugs die u in de woning opgeslagen had. Dit is als gezegd een ernstige overtreding van artikel 6.8. Reden waarom Kennemer Wonen voornemens is de huurovereenkomst te ontbinden. Vooruitlopend hierop zal Kennemer Wonen door middel van een kort geding ontruiming bij de rechter vorderen. (…)Ik kondig tevens aan dat de huurovereenkomst, zodra de sluiting door de gemeente geëffectueerd wordt, zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Bij deze zag ik u voor dat geval reeds aan dat de huurovereenkomst door middel van deze brief buitengerechtelijk wordt ontbonden zodra de sluiting door de gemeente ingevolge artikel 13b van de Opiumwet wordt geëffectueerd.’.

3.De vordering

3.1.
Kennemer Wonen vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt:
1) de woning te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin van hem en van derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, onder afgifte van de sleutels aan Kennemer Wonen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen;
2) aan Kennemer Wonen te betalen € 730,42 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat de woning na 1 september niet is ontruimd tot de woning is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van de maandelijkse termijnen tot de dag van algehele voldoening;
c) de proceskosten te betalen, de nakosten daaronder begrepen.
Zij legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich door het aanwezig hebben van grote hoeveelheden drugs in de woning niet als goed huurder heeft gedragen en ook artikel 6.8 van de AHV heeft overtreden. Daarmee is hij ernstig tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en daarnaast heeft hij gehandeld in strijd met artikel 7:213 BW door zich niet als goed huurder te gedragen. Nu in de woning en de berging (die deel uitmaakt van het gehuurde) twee kilo softdrugs, een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en voorwerpen die bij hennepkwekerijen worden gebruikt zijn aangetroffen, is de woning gebruikt in strijd met de bestemming en voor onwettige activiteiten. De tekortkomingen zijn zo ernstig dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is gerechtvaardigd. Kennemer Wonen hanteert een zero tolerance-beleid bij overtreding van het verbod op het telen van hennep en het verrichten van andere activiteiten in strijd met de Opiumwet.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Kennemer Wonen heeft geen spoedeisend belang bij de vordering. Hij voert voorts aan dat hij niet in strijd met artikel 6.8. van de AHV heeft gehandeld, omdat hij hennep heeft gekweekt noch activiteiten heeft verricht die strafbaar zijn gesteld op grond van de Opiumwet. Hij heeft slechts passief verdovende middelen aanwezig gehad in de woning. Ter onderbouwing van dit verweer verwijst [gedaagde] naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 31 juli 2019 (ECLI:NL:RBLIM:2019:6978). Een groot deel van de middelen lag er al heel lang en was inmiddels niet meer bruikbaar. Bovendien waren deze middelen voor eigen gebruik. Van een tekortkoming is daarom geen sprake. Dat Kennemer Wonen een zero tolerance-beleid voert blijkt nergens uit, is niet algemeen bekend en [gedaagde] was daarvan ook niet op de hoogte. Indien wel een tekortkoming wordt aangenomen, rechtvaardigt deze niet de voor [gedaagde] zeer ingrijpende gevolgen van de ontruiming van de woning en ontbinding van de huurovereenkomst: een huurdersverklaring zal hij niet krijgen, zodat de kans op een andere huurwoning in de omgeving nihil is en hij kan niet bij familie of vrienden terecht. Hij heeft zich altijd als een goed huurder gedragen en met name gelet op het feit dat van overlast of een onveilige situatie nooit sprake is geweest, hij nu juist concreet stappen heeft gezet om zijn leven weer op de rit te krijgen en na 8 april 2020 geen drugs meer aanwezig zijn geweest in de woning, rechtvaardigt de tekortkoming niet ontbinding van de overeenkomst. ‘One strike you’re out’ is hier dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. [gedaagde] verwijst op dat punt nog naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:1791). De belangenafweging die moet worden gemaakt is feitelijk dezelfde als de kantonrechter in een bodemzaak zou moeten maken bij de beoordeling of een beroep op artikel 7:231 lid 2 BW door Kennemer Wonen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt.
Bij toewijzing van de vordering verzoekt [gedaagde] om een ruimere ontruimingstermijn en afwijzing van de dwangsom.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Kennemer Wonen daarbij een spoedeisend belang heeft.
5.2.
[gedaagde] heeft de spoedeisendheid van de vordering betwist: er is geen sprake (geweest) van een onveilige situatie of overlast. Van gevaarzetting is evenmin sprake, nu alle aangetroffen drugs op 8 april 2020 in beslag zijn genomen. Bovendien blijkt nergens uit dat sprake is van een zero-tolerancebeleid en hoe dit in verschillende situaties moet worden uitgevoerd. Uit het tijdsverloop van maanden tussen de vondst van de drugs in de woning op 8 april 2020 enerzijds en de eerste brief van Kennemer Wonen aan [gedaagde] van 21 juli 2020 en de dagvaarding van 3 augustus 2020 anderzijds, blijkt dat Kennemer Wonen niet voortvarend te werk is gegaan. Inmiddels zijn er dus vier maanden verstreken, waarin [gedaagde] huur betaalt, in het gehuurde woont en geen overlast veroorzaakt. Ook gelet op het tijdsverloop is daarom niet duidelijk wat op dit moment nog het spoedeisend belang van Kennemer Wonen is.
5.3.
De kantonrechter volgt dit verweer niet. Het gaat hier om een vordering tot ontruiming onder meer wegens handelen in strijd met de huurvoorwaarden ten aanzien van de aanwezigheid van drugs in de woning zodat reeds om die reden het spoedeisend belang is gegeven. Uit door Kennemer Wonen overgelegde prints van haar website blijkt bovendien dat het handelen in drugs dan wel het kweken van hennep in een woning niet is toegestaan en leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. In zoverre is voldoende aannemelijk dat sprake is van kenbaar beleid dat drugsgerelateerde activiteiten niet getolereerd worden. Volgens vaste jurisprudentie is het spoedeisend belang van sociale woningbouwverenigingen en -stichtingen bij het uitvoeren van een dergelijk zero tolerance-beleid in gevallen van drugsgerelateerde overtredingen gegeven vanwege de afschrikwekkende werking die van dit beleid uitgaat en met het oog op de veiligheid en leefbaarheid van de buurt. Een vordering in een bodemprocedure, die immers maanden kan duren, kan dan niet worden afgewacht. Dat in het onderhavige geval de buren tot nu toe niet hebben geklaagd over overlast en dat er sinds 8 april 2020 ook geen sprake meer is van drugs, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, doet – wat daar ook van zij- niet af aan het spoedeisend belang.
5.4.
Het verweer dat Kennemer Wonen niet voortvarend te werk is gegaan en dat vanwege het tijdsverloop niet langer sprake is van een spoedeisend belang, volgt de kantonrechter evenmin. Op 8 april 2020 is de drugs in de woning aangetroffen en in beslag genomen en de burgemeester heeft Kennemer Wonen daarover pas ingelicht in voornoemde brief van 3 juni 2020. De gemachtigde van Kennemer Wonen heeft ter zitting toegelicht hoe Kennemer Wonen in dit soort zaken handelt: wanneer de sluiting van de woning plaatsvindt, kan Kennemer Wonen de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW en is de gang naar de rechter niet nodig. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs was het volgens Kennemer Wonen aannemelijk dat het besluit tot sluiting van de woning stand zou houden. Nadat de bestuursrechter bij voorlopige voorziening op 21 juli 2020 het besluit tot sluiting hangende het bezwaar daartegen van [gedaagde] heeft geschorst, is Kennemer Wonen meteen een ontruimingsprocedure begonnen, zo blijkt uit voornoemde brief van 21 juli 2020, nadien gevolgd door het uitbrengen van de dagvaarding op 6 augustus 2020. Onder die omstandigheden, en mede in aanmerking genomen dat als onbetwist vast staat dat de interne procedure bij Kennemer Wonen als gevolg van de corona-maatregelen enigszins vertraagd is, kan niet worden geoordeeld dat Kennemer Wonen onvoldoende voortvarend te werk is gegaan vanaf het moment dat zij op 4 juni 2020 bekend is geworden met de op 8 april 2020 aangetroffen drugs en evenmin dat thans geen sprake (meer) is van een spoedeisend belang.
5.5.
Verder is voor toewijzing van de vordering in kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.6.
De vraag die beantwoord moet worden is of hetgeen door de politie in de woning en berging van [gedaagde] is aangetroffen, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende grond oplevert voor ontruiming. De kantonrechter neemt daarbij als uitgangspunt dat een tekortkoming van voldoende gewicht de ontbinding van de huurovereenkomst en daarop vooruitlopend de ontruiming van de woning kan bewerkstelligen, tenzij die tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding en ontruiming met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan Kennemer Wonen om het bestaan van een grond voor ontbinding (en ontruiming) te stellen, en bij voldoende betwisting te bewijzen. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden die een beroep doen op de tenzij-bepaling liggen bij [gedaagde] .
Bij de toepassing van artikel 6:265 lid 1 BW in een bodemprocedure kan rekening worden gehouden zowel met het belang van sociale woningbouwverenigingen of -stichtingen om, in geval van misbruik of een andere tekortkoming aan de zijde van de huurder die van voldoende gewicht is, de woning beschikbaar te krijgen ten behoeve van anderen die aangewezen zijn op een sociale huurwoning, als met het belang van de huurder om het ingrijpende gevolg van ontbinding en ontruiming te vermijden.
5.7.
Uitgangspunt is dat in de huurovereenkomst (artikel 6.8 AHV) uitdrukkelijk is opgenomen dat het niet is toegestaan om in het gehuurde hennep te kweken dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Het verweer van [gedaagde] dat er weliswaar verdovende middelen in de woning lagen maar dat hij daar niets mee deed en dit slechts passief handelen inhield en dat daarom geen sprake is van een tekortkoming gaat niet op. Op grond van artikel 2, aanhef en onder c en in artikel 3, aanhef en onder c van de Opiumwet is het enkel aanwezig hebben van een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende Lijst I respectievelijk Lijst II verboden. Gedragingen die strafbaar zijn op grond van de Opiumwet houden dus niet per definitie actief handelen in, maar kunnen ook bestaan in het aanwezig hebben van middelen als bedoeld in Lijst I en II. Kennemer Wonen heeft onbetwist aangevoerd dat zij geen huurders wenst die zich bezig houden met handel in drugs en dat met het woord “activiteiten” in artikel 6.8 AHV in elk geval bedoeld is het hebben, houden of bewaren van drugs. Gelet daarop moet onder het verrichten van activiteiten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld, zoals bepaald in artikel 6.8. van de AHV, daarom ook worden begrepen het aanwezig hebben van verdovende middelen. Vast staat dat de politie op 8 april 2020 een handelshoeveelheid drugs in de woning en de bijbehorende berging heeft aangetroffen, te weten 2128 gram hennep (middel als bedoeld in Lijst II), 2,5 gram MDMA en 1,6 gram cocaïne (beide middelen als bedoeld in Lijst I). Niet in geschil is dat voor softdrugs als hennep een maximum van 5 gram wordt aangemerkt als bestemd voor eigen gebruik en voor harddrugs als MDMA en cocaïne een maximum van 0,5 gram. Het gaat in dit geval dus om 400 maal de toegestane hoeveelheid softdrugs, naast een verboden hoeveelheid harddrugs, zodat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten ten aanzien van de naleving van artikel 6.8 AHV. Bovendien heeft [gedaagde] zich door de aanwezigheid van deze hoeveelheden verboden middelen niet gedragen als goed huurder, zodat tevens sprake is van een tekortkoming ten aanzien van artikel 6.4 AHV en artikel 7:213 BW. Dat de middelen voor eigen gebruik zouden zijn is ongeloofwaardig gezien de aangetroffen hoeveelheden en de hoedanigheid waarin deze zijn aangetroffen; onder meer vijf blokken hasjiesj van in totaal ruim meer dan een kilo. Dat de middelen niet meer bruikbaar zouden zijn is – wat daar verder ook van zij – in deze niet relevant. De tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en de in deze procedure gevorderde ontruiming van de woning.
5.8.
Volgens [gedaagde] rechtvaardigt de tekortkoming niet ontbinding en ontruiming vanwege de voor hem zeer ingrijpende gevolgen daarvan. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van overlast, een hennepkwekerij of gevaarzetting, er slechts eenmalig drugs zijn aangetroffen in de woning, hij zich altijd als goed huurder heeft gedragen, hij aan het solliciteren is en niet bij vrienden of familie terecht kan. Daarnaast is een stabiele thuissituatie noodzakelijk om goed te functioneren op zijn werk, aldus [gedaagde] .
5.9.
Dat ontbinding van de huurovereenkomst ernstige nadelige gevolgen heeft voor [gedaagde] als huurder staat buiten kijf, maar de kantonrechter is van oordeel dat de door [gedaagde] naar voren gebrachte omstandigheden niet dermate bijzonder en zwaarwegend zijn dat het woonbelang van [gedaagde] zwaarder weegt dan het belang van Kennemer Wonen bij de verhuur van de woning aan een huurder die zich als goed huurder gedraagt.
Als [gedaagde] al niet op de hoogte zou zijn geweest van het zero tolerance-beleid, zoals hij heeft betoogd, komt dat voor zijn rekening. Kennemer Wonen heeft aannemelijk gemaakt dat dit voldoende duidelijk is voor haar huurders en bovendien is het drugsverbod opgenomen in artikel 6.8. van de AHV. [gedaagde] had dan ook kunnen weten dat de aanwezigheid van drugs in de woning kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. Dat ontruiming zijn sollicitatie-activiteiten in de weg staat komt dan ook voor zijn risico. Het feit dat voor de eerste keer drugs zijn aangetroffen is van weinig gewicht, zeker nu [gedaagde] heeft verklaard dat de drugs al enige jaren aanwezig waren in de woning en de onrechtmatige situatie slechts is geëindigd door het optreden van de politie. Dat de drugs er al jaren lagen doet bovendien ernstig afbreuk aan de stelling van [gedaagde] dat hij zich altijd als goed huurder heeft gedragen. Dat het gaat om louter laksheid van zijn kant omdat hij vergeten was dat de drugs in zijn woning lagen en hij gewoon moest opruimen, zoals hij ter zitting heeft betoogd, maakt de tekortkoming niet minder verwijtbaar. Bovendien is niet geloofwaardig dat [gedaagde] de aanwezigheid van de drugs was vergeten, gelet op de vele en bovendien centrale plekken in de woning waar de middelen zijn aangetroffen. Dat geen sprake was van een kwekerij of van overlast maakt niet dat de tekortkoming daarmee van geringere betekenis is. Er zijn immers handelshoeveelheden soft- en harddrugs aangetroffen. Afgezet tegen de ernst van de tekortkoming en het belang van Kennemer Wonen staan de door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden niet aan de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee aan toewijzing van de gevorderde ontruiming in de weg.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering tot ontruiming zal toewijzen, met dien verstande dat de ontruiming per 19 oktober 2020 wordt toegewezen.
5.11.
De gevorderde dwangsom zal op hierna te noemen wijze worden gematigd en gemaximeerd. De kantonrechter gaat daarbij voorbij aan het bezwaar van [gedaagde] dat hij een dwangsom niet zal kunnen betalen. Indien [gedaagde] tijdig voldoet aan de veroordeling tot ontruiming zal hij ook geen dwangsommen verbeuren.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van de nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Kennemer Wonen worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] de woning te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin van hem en van derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd uiterlijk op 19 oktober 2020, onder afgifte van de sleutels aan Kennemer Wonen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen met een maximum van € 5.000,00;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] aan Kennemer Wonen te betalen € 730,42 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat de woning na 1 november 2020 niet is ontruimd tot de woning is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van de maandelijkse termijnen tot de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Kennemer Wonen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,96
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 480,00;
te vermeerderen met € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Kennemer Wonen worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter