In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright GmbH, vertegenwoordigd door mr. H. Yildiz, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC), vertegenwoordigd door mr. G.W. Oreel, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier had een vervoersovereenkomst met KLC voor een vlucht van Amsterdam naar Düsseldorf op 22 december 2017, die geannuleerd werd door slechte weersomstandigheden, namelijk dichte mist.
Flightright vorderde een schadevergoeding van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. KLC betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter oordeelde dat KLC onvoldoende had aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden en dat de annulering een operationele keuze was.
De kantonrechter wees de vordering van Flightright toe, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging, en wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af. KLC werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 1 juli 2020.