ECLI:NL:RBNHO:2020:7032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
8333761 \ CV EXPL 20-764
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding wegens ongeoorloofd gebruik van parkeeraccommodatie

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 31 oktober 2019 zonder geldig parkeerbewijs de parkeeraccommodatie heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde hiermee in strijd heeft gehandeld met de algemene voorwaarden, die bepalen dat het verlaten van de parkeerfaciliteit zonder geldig bewijs niet is toegestaan. Q-Park vordert een schadevergoeding van € 500,00, bestaande uit € 150,00 voor een verloren kaart en € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding. De gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat hij tevergeefs heeft geprobeerd te betalen, maar dat zijn parkeerkaart niet werd geaccepteerd en dat hij geen hulp kon krijgen van Q-Park. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in voldoende mate heeft geprobeerd om op een rechtmatige manier de parkeeraccommodatie te verlaten. De kantonrechter oordeelt dat de gevorderde schadevergoeding redelijk is en dat de gedaagde de kosten moet vergoeden, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vordering van Q-Park wordt in zijn geheel toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8333761 \ CV EXPL 20-764 CK
Uitspraakdatum: 16 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 17 februari 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd. [gedaagde] heeft daarop geen reactie meer gegeven.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties waar klanten tegen betaling kunnen parkeren. Zij beheert onder meer de parkeeraccommodatie Amsterdam De Bijenkorf te Amsterdam (hierna: ‘de parkeeraccommodatie’).
2.2.
Het parkeermanagementsysteem en de camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat met het voertuig met kenteken [kenteken] (type: Volkswagen Sharan) op 31 oktober 2019 gebruik is gemaakt van de parkeeraccommodatie en dat dit voertuig de parkeeraccommodatie om 22:44 uur is uitgereden door direct achter een voorganger aan langs/onder de slagboom bij de uitritterminal van Q-Park te rijden, het zogenaamde ‘treintje rijden’, zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs.
2.3.
Voornoemd kenteken stond op voornoemd tijdstip op naam van [naam] geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: ‘de RDW’). Op die datum en dat tijdstip werd het voertuig door [gedaagde] bestuurd.
2.4.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden de geldende tarieven en (toepasselijkheid van) de algemene voorwaarden van Q-Park kenbaar gemaakt.
2.5.
In de algemene voorwaarden van Q-Park is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Artikel 5.9: De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.4: Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.6: In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
2.6.
Bij brief van 5 december 2019 heeft Q-Park [gedaagde] gemaand een bedrag van € 450,00 te voldoen binnen zestien dagen vanaf de dag na bezorging van de brief, bij gebreke waarvan [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 67,50 verschuldigd wordt.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat [gedaagde] met Q-Park op 31 oktober 2019 een overeenkomst is aangegaan waarbij Q-Park aan [gedaagde] een parkeerplaats in de parkeeraccommodatie heeft aangeboden en dat [gedaagde] dit aanbod heeft aanvaard. Voor het gebruik van de parkeeraccommodatie is [gedaagde] een vergoeding verschuldigd. Q-Park stelt verder dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de parkeeraccommodatie zonder te betalen te verlaten door vlak achter zijn voorganger aan te rijden en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’. [gedaagde] is op grond van de algemene voorwaarden het tarief van een verloren kaart verschuldigd, te weten € 150,00, alsmede een bedrag van € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding in verband met onder meer de extra kosten en administratieve handelingen die zij heeft moeten (laten) verrichten, zoals het bestuderen van videobeelden, het opvragen van kentekengegevens bij de RDW, de aanmaak van een dossier en het investeren in preventie- en ontmoedigingsprogramma’s. Q-Park maakt tevens aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, maar beperkt de vordering om haar moverende redenen tot een bedrag van € 500,00.
3.3. .
. [gedaagde] voert als verweer - samengevat - aan dat hij tevergeefs heeft geprobeerd om de parkeerkosten te betalen, maar dat zijn parkeerkaart niet geaccepteerd werd. Hij heeft de knop “verloren kaart” ingedrukt, maar het tarief daarvoor was zo hoog dat hij dat niet kon betalen. Vervolgens heeft hij tevergeefs geprobeerd om via de intercom in contact te komen met de Q-Park Control Room (hierna: ‘QCR’). Ook dat is niet gelukt. Verder was er niemand van Q-Park in de parkeeraccommodatie aanwezig die hem kon helpen. [gedaagde] zag dan ook geen andere mogelijkheid dan om de parkeeraccommodatie zonder gebruikmaking van een parkeerbewijs al ‘treintje rijdend’ te verlaten. [gedaagde] stelt dat hij Q-Park heeft aangeboden het gebruikelijke tarief verhoogd met € 50,00 te betalen, maar dat aanbod is niet geaccepteerd.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat [gedaagde] op 31 oktober 2019 in de parkeeraccommodatie heeft geparkeerd en dat hij deze al ‘treintje rijdend heeft verlaten zonder gebruikmaking van een geldige parkeerkaart.
4.2.
Op grond van het bepaalde in de artikelen 5.9 en 6.4 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] wegens het zonder te betalen verlaten van de parkeergarage door middel van ‘treintje rijden’ een bedrag van € 150,00 wegens verloren kaart en een bedrag van € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding verschuldigd. Deze bedingen zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. [gedaagde] is consument, althans wordt vermoed consument te zijn. De kantonrechter dient daarom op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (o.a. 4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL: HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3)
4.3. 8.
8. Q-Park heeft - samengevat - als standpunt naar voren gebracht dat het beding niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. Het beding beoogt volgens Q-Park primair ‘treintje rijden’ te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Voorts stelt zij dat de parkeerder wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van dat ‘treintje rijden’. De parkeerder heeft zelf in de hand of hij de aanvullende schadevergoeding verschuldigd is, omdat hij of zij vrijwillig de keuze maakt om ‘treintje te rijden’. Het ‘treintje rijden’ leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeeraccommodatie. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft Q-Park in de artikelen 5.9 en 6.4 van de algemene voorwaarden een schadevergoeding opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeeraccommodatie tegen te gaan en deze gemaximeerd. De inkomsten van de aanvullende schadevergoeding worden volgens haar gebruikt om maatregelen te nemen ter registratie en ter voorkoming van ‘treintje rijden’. De schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen. De grote groep die zich bewust schuldig maakt aan ‘treintje rijden’ dient ontmoedigd te worden, aldus Q-Park.
4.4.
Gelet op wat door Q-Park is gesteld over de aard en de achtergrond van de gevorderde aanvullende schadevergoeding, waartegen [gedaagde] geen argumenten heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de in het geding zijnde vergoeding in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de vergoeding is gebaseerd en als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang van Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend, te weten het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van ‘treintje rijden’. Het beding is derhalve niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13.
4.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of [gedaagde] in voldoende mate heeft geprobeerd om op een rechtmatige manier de parkeeraccommodatie te verlaten. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij voorafgaand aan het ‘treintje rijden’ via de intercom contact met de QCR heeft gezocht, maar dat daarop niet werd gereageerd. Uit de door Q-Park overgelegde loggegevens blijkt dat er ten tijde van de gedraging geen gebruik van de intercom is gemaakt. Daarbij komt dat Q-Park onweersproken heeft gesteld dat de QCR zeven dagen per week 24 uur per dag bereikbaar is en dat de gemiddelde reactietijd vijf seconden is. Gelet hierop heeft Q-Park in voldoende mate aangetoond dat het onwaarschijnlijk is dat [gedaagde] geen contact met de QCR heeft kunnen krijgen. Daarnaast had [gedaagde] bij thuiskomst of de volgende dag contact met Q-Park kunnen opnemen om de situatie uit te leggen, wat hij niet heeft gedaan. Gelet hierop wordt dan ook aangenomen dat [gedaagde] niet in voldoende mate heeft geprobeerd om op een rechtmatige manier de parkeeraccommodatie te verlaten. Dat hij het tarief “verloren kaart” te hoog vond, moet voor rekening van [gedaagde] blijven.
4.6.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat de door Q-Park gevorderde schadevergoeding naar het tarief voor een verloren kaart van € 150,00 en de aanvullende schadevergoeding van € 300,00 toewijsbaar zijn. [gedaagde] heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de schadevergoeding gematigd zou dienen te worden tot het door hem aangeboden bedrag.
4.7.
De wettelijke rente is eveneens toewijsbaar. Deze wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
4.8.
De in de beperkte vordering begrepen buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar nu voldoende is gebleken dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:96 BW.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 februari 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Q-Park tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 85,09
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 144,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter