ECLI:NL:RBNHO:2020:7034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
C/15/306659 / KG ZA 20-484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straat- en contactverbod voor man met eerdere gebiedsverboden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiseres, een vrouw die op een geheim adres woont, heeft een straat- en contactverbod gevorderd tegen de gedaagde man, die niet is verschenen. De vrouw heeft eerder aangifte gedaan van stalking en heeft aangegeven dat de man zich niet houdt aan eerder opgelegde gebiedsverboden door de burgemeester van Den Helder. De vrouw vordert dat de man gedurende een jaar vanaf 8 oktober 2020 niet in de gemeente Den Helder mag komen en geen contact met haar mag zoeken, persoonlijk of via derden. Tevens vordert zij een dwangsom van € 350,00 per dag voor elke overtreding, met een maximum van € 25.000,00.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man zich niet heeft gehouden aan de eerdere gebiedsverboden en dat de vordering van de vrouw niet onrechtmatig of ongegrond is. De rechter heeft de dwangsom gematigd tot € 250,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Daarnaast is de man veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.057,79. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.P. van der Haak, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier H.M. Zonneveld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Zaak-/rekestnr.: C/15/306659 / KG ZA 20-484
vonnis in kort geding d.d. 2 september 2020
in de zaak van:
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
eiseres,
advocaat mr. H. Ruder, kantoorhoudende te Alkmaar,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw respectievelijk de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met acht producties, betekend op 25 augustus 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020, gelijktijdig met procedurenummer C/15/294706/FA RK 19/5851, zijnde de echtscheidingsprocedure, waarbij is verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. H. Ruder. De man is niet verschenen.
1.3.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, vooraf door de kinderrechter gehoord. Van de inhoud van dat gesprek is zakelijk verslag gedaan ter zitting.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 15 juni 2002 te Duhok, Irak.
2.2.
Partijen hebben allebei de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] te [plaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] te [plaats].
2.4.
De vrouw heeft een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, geregistreerd onder genoemd procedurenummer C/15/294706/FA RK 19/5851, welke procedure gelijktijdig met onderhavig geding is behandeld.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert:
I. de man te verbieden gedurende één jaar vanaf 8 oktober 2020 zich te begeven naar en/of zich te bevinden in de gemeente Den Helder;
II. de man te verbieden om gedurende één jaar vanaf 8 oktober 2020 persoonlijk of via derden contact te zoeken met de vrouw;
III. de man te veroordelen om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 350,00 per dag voor iedere keer dat hij zich niet aan het onder I. en/of II. gevorderde houdt, met een maximum van € 25.000,=;
IV. de man te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, de nakosten daaronder inbegrepen.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering - kort gezegd - ten grondslag dat ondanks het feit dat de vrouw geen contact met de man wenst, hij toch steeds probeert contact met haar te krijgen, zelfs toen de vrouw met de kinderen in een Blijfhuis verbleef. Ook tracht de man via derden, waaronder familieleden van zowel de vrouw als de man, in contact met de vrouw te komen. Ook heeft de man zich dagenlang in de buurt van de woning van de vrouw opgehouden. De man weigert te accepteren dat de vrouw van hem wil scheiden. De burgemeester van de gemeente Den Helder heeft de man op 9 januari 2020 en op 7 juli 2020 een gebiedsverbod voor de gemeente Den Helder opgelegd voor de duur van drie maanden. De man heeft zich hier echter niets van aangetrokken en is na het eerste gebiedsverbod doorgegaan met het contact zoeken met de vrouw. De vrouw voelt zich zeer bedreigd en zij vreest voor haar leven. Ook de twee kinderen voelen zich bedreigd, met name de oudste zoon, omdat de man ook contact met hem zoekt en hem daarbij bedreigt. De vrouw heeft inmiddels aangifte van stalking gedaan. De man blijft toenadering zoeken en laat zich niet stoppen, ook niet door professionals die in het kader van de hulpverlening bij het gezin zijn betrokken. Integendeel, ook tegen de hulpverlening heeft de man bedreigingen geuit en klachten ingediend. De vrouw stelt dat de man ernstig inbreuk maakt op haar persoonlijke levenssfeer. Hij geeft er geen blijk van inzicht te hebben in zijn eigen handelen. De vrouw heeft er belang bij dat de veiligheid en rust terugkeert in haar gezin. Nu het laatst door de burgemeester opgelegde gebiedsverbod op 8 oktober 2020 afloopt, heeft de vrouw er belang bij dat er een straat- en contactverbod wordt opgelegd vanaf die datum. Gelet op het feit dat de man zich aan eerdere gebiedsverboden niet heeft gehouden, vordert de vrouw de man tot een dwangsom te veroordelen indien hij zich niet aan het contact- en straatverbod houdt.
3.3.
De man is niet ter zitting verschenen. Hij heeft – ook schriftelijk – geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat aan de man reeds tweemaal door de burgemeester van Den Helder een gebiedsverbod voor drie maanden is afgegeven, gerelateerd aan het contact met de vrouw. De man heeft zich blijkens de stukken niet aan die verboden gehouden, althans vaststaat dat hij zeker het eerste verbod meermalen heeft overtreden. De in de dagvaarding gestelde feiten zijn voorts onweersproken gebleven. Deze kunnen de vordering, die de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, dragen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om de dwangsom te matigen tot € 250,00 per dag tot een maximum van € 10.000,00. De vordering zal daarom zoals hiervoor overwogen worden toegewezen.
4.2.
De man zal voorts, zoals door de vrouw onweersproken is gevorderd, als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De voorzieningenrechter begroot de kosten tot op heden op € 102,79 aan explootkosten, € 83,00 aan griffierecht en € 633,00 aan advocaatkosten. De nakosten begroot de voorzieningenrechter op € 239,00 (inclusief betekening).

5.Beslissing bij verstek

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de man om gedurende een jaar vanaf 8 oktober 2020 zich te bevinden in en/of te begeven naar de gemeente Den Helder;
5.2.
verbiedt de man om gedurende één jaar vanaf 8 oktober 2020 persoonlijk of via derden contact te zoeken met de vrouw;
5.3.
verbindt aan het gestelde onder 5.1 en 5.2 de voorwaarde dat dit vonnis uiterlijk op 7 oktober 2020 aan de man moet zijn betekend;
5.4.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom aan de vrouw van € 250,00 per
dag voor elke keer dat de man in strijd handelt met de hiervoor genoemde verboden, zulks
met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 10.000,00;
5.5.
veroordeelt de man in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de vrouw begroot op € 1.057,79 (€ 102,79 explootkosten, € 83,00 griffierecht, € 633,00 advocaatkosten, € 239,00 nakosten);
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. van der Haak, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 2 september 2020, in tegenwoordigheid van de griffier H.M. Zonneveld.