Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
gerekwestreerdeeen bodemprocedure aanhangig gemaakt.
“In het beslagrekest zal
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag. Verzoekster, SLOKKER BOUWGROEP B.V., had verzocht om verlof om conservatoir beslag te leggen ten laste van gerekwestreerde, een andere besloten vennootschap, voor een begrote vordering van € 201.901,77. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de noodzaak voor het beslag onvoldoende was onderbouwd.
Verzoekster stelde dat gerekwestreerde wanprestatie had gepleegd door aannemingswerkzaamheden niet goed of niet volledig uit te voeren, wat had geleid tot schade en extra kosten voor verzoekster. Ondanks deze claims, oordeelde de voorzieningenrechter dat het enkele feit dat gerekwestreerde niet aan de vordering voldeed, niet voldoende was om te concluderen dat er gegronde vrees bestond voor verduistering van vermogensbestanddelen. Gerekwestreerde had zelf een vordering van € 226.542,- op verzoekster ingesteld, wat de betalingsonwil van gerekwestreerde niet voldoende onderbouwde.
De voorzieningenrechter benadrukte dat in het beslagrekest duidelijk gemotiveerd moet worden waarom het beslag noodzakelijk is. Aangezien verzoekster hierin niet slaagde, werd het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. L.J. Saarloos, die oordeelde dat de onderbouwing van de noodzaak voor het beslag niet voldeed aan de vereisten.