In deze zaak hebben een groep passagiers een verzoek ingediend tegen luchtvaartmaatschappij Easyjet, nadat hun vlucht van Edinburgh naar Amsterdam-Schiphol op 10 maart 2019 was geannuleerd. De passagiers, vertegenwoordigd door Probe-ASP BV h.o.d.n. Aviclaim, vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Easyjet betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk nieuwe slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden, waaronder sterke wind.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. Easyjet kon aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg was van omstandigheden die buiten hun macht lagen, en dat zij alle redelijke maatregelen hadden genomen om de annulering te voorkomen. De rechter oordeelde dat de nieuwe slottijden, opgelegd door de luchtverkeersleiding, de oorzaak waren van de annulering en dat deze omstandigheden als buitengewoon konden worden aangemerkt. Hierdoor was Easyjet niet verplicht om compensatie te betalen aan de passagiers.
De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Easyjet. De beslissing werd genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 2 september 2020.