In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Boedapest via Wenen naar Sofia en van Sofia naar Amsterdam. De vertraging van vlucht LH1427 op 26 oktober 2018 leidde tot de vordering van de passagier, die een schadevergoeding van € 400,00 eiste op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Lufthansa betwistte de vordering en stelde dat de passagier zich niet had gemeld bij de incheckbalie, waardoor de passagier niet in aanmerking kwam voor compensatie. De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet aannemelijk had gemaakt dat hij de intentie had om gebruik te maken van zijn vliegticket en dat hij zich niet had gemeld bij de incheckbalie. Hierdoor was de Verordening niet van toepassing en werd de vordering afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan Lufthansa, aangezien de passagier ongelijk kreeg in deze zaak.