ECLI:NL:RBNHO:2020:7178
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding wegens onterecht gedwongen opname in GGZ-instelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoekster, die gedwongen was opgenomen in een GGZ-instelling, verzocht om schadevergoeding omdat zij zonder juridische titel zes dagen gedwongen was opgenomen. Dit kwam voort uit miscommunicatie tussen verschillende GGZ-instellingen, die leidden tot de veronderstelling dat er twee Wvggz-maatregelen gelijktijdig golden. De rechtbank oordeelde dat de zorgmachtiging eerder onvoorwaardelijk was beëindigd, waardoor er geen juridische basis meer was voor de gedwongen opname. De rechtbank kende verzoekster een schadevergoeding toe van € 75,00 per dag, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 450,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift op 29 juli 2020. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat verzoekster niet had geconcretiseerd welke kosten dit betrof.