ECLI:NL:RBNHO:2020:7203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
8432328 \ CV EXPL 20-1397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor geleverde bouwmaterialen

In deze zaak heeft RAB Groep Bouwmaterialen B.V. (hierna: RAB) een vordering ingesteld tegen NHBG B.V. (hierna: NHBG) voor de betaling van facturen voor geleverde bouwmaterialen. RAB heeft op 27 maart 2020 een dagvaarding uitgebracht, waarin zij een bedrag van € 8.698,30 vorderde, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en proceskosten. NHBG heeft de vordering gedeeltelijk betwist en aangevoerd dat de gevorderde hoofdsom niet klopt, omdat zij veel facturen tijdig heeft voldaan. RAB heeft in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 29 januari 2020 diverse facturen aan NHBG gezonden, voor een totaalbedrag van € 21.216,29.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat NHBG na dagvaarding een bedrag van € 9.730,07 heeft betaald, waardoor de vordering is verminderd. RAB heeft echter voldoende bewijs geleverd dat er nog een bedrag van € 5.184,05 onbetaald is gebleven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat NHBG onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en heeft de vordering van RAB tot betaling van € 6.503,02 toegewezen, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 18 maart 2020.

Daarnaast heeft de kantonrechter de proceskosten voor rekening van NHBG gesteld, omdat zij hoofdzakelijk ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de vordering voor het overige afgewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8432328 \ CV EXPL 20-1397 BL
Uitspraakdatum: 26 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
RAB Groep Bouwmaterialen B.V.
gevestigd te Oudeschild
eiseres
verder te noemen: RAB
gemachtigde: Trust Krediet Beheer B.V.
tegen
de besloten vennootschap
NHBG B.V.
gevestigd te Broek op Langedijk
gedaagde
verder te noemen: NHBG
vertegenwoordigd door [XX]

1.Het procesverloop

1.1.
RAB heeft bij dagvaarding van 27 maart 2020 een vordering tegen NHBG ingesteld. NHBG heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
RAB heeft hierop schriftelijk gereageerd en daarbij haar vordering verminderd, waarna NHBG een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
RAB heeft diverse bouwmaterialen geleverd aan NHBG. Daarvoor heeft RAB in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 29 januari 2020 diverse facturen aan NHBG gezonden, voor een totaalbedrag van € 21.216,29.

3.De vordering

3.1.
RAB vordert (na vermindering van eis) dat de kantonrechter NHBG veroordeelt tot betaling van € 8.698,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 maart 2020 en met de proceskosten.
3.2.
RAB legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. De betalingstermijn van bovengenoemde facturen bedraagt 30 dagen. NHBG heeft het factuurbedrag van € 21.216,29 niet tijdig en niet volledig voldaan, ondanks herhaalde aanmaning. Daarom is NHBG ook verschuldigd de wettelijke handelsrente (tot en met 17 maart 2020 berekend op € 331,81) en buitengerechtelijke incassokosten (op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden berekend op € 3.182,44). Na aanmaning door de incassogemachtigde heeft NHBG een bedrag van € 6.302,17 betaald, en na dagvaarding nog een bedrag van € 9.730,07, waarmee de vordering is verminderd. Op grond van artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) strekken de betalingen eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente, en vervolgens op de hoofdsom.

4.Het verweer

4.1.
NHBG betwist de vordering (gedeeltelijk) en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. De gevorderde hoofdsom klopt niet, want veel facturen zijn gewoon voldaan. Daardoor zijn ook de rente en buitengerechtelijke incassokosten te hoog berekend. Een factuur had NHGB abusievelijk niet ingeboekt. NHBG doet haar best om tijdig te betalen, maar is daarbij ook afhankelijk van betalingen die zij van haar opdrachtgevers moet ontvangen. De betaaltermijn van NHBG is 60 dagen, en gestreefd wordt naar 30 dagen. Per 8 juni 2020 is het saldo van de verschuldigde hoofdsom € 0,00. De proceskosten van NHBG bedragen
€ 790,00 exclusief btw, en moeten voor rekening van RAB komen.

5.De beoordeling

5.1.
RAB heeft bij dagvaarding alle facturen overgelegd waar het in deze zaak om gaat. Het gefactureerde bedrag van in totaal € 21.216,29 wordt op zichzelf niet door NHBG betwist. NHBG voert echter aan dat niet al haar betalingen in de vordering van RAB zijn verwerkt, hetgeen van invloed is op de nog verschuldigde hoofdsom en de op basis daarvan gevorderde rente en kosten.
5.2.
RAB stelt in de dagvaarding (die is uitgebracht op 27 maart 2020) dat NHBG een bedrag van € 6.302,17 heeft betaald, zodat op dat moment (los van de discussie over rente en buitengerechtelijke kosten) een bedrag van € 14.914,12 aan hoofdsom resteerde.
5.3.
NHBG heeft in de conclusie van antwoord niet concreet gesteld op welke (aanvullende) betalingen zij doelt. Ook heeft NHBG geen betalingsbewijzen overgelegd. Wel heeft NHBG twee overzichten uit haar eigen administratie overgelegd, met openstaande posten van crediteur RAB. Volgens deze overzichten stond op 30 maart 2020 nog een totaalbedrag van € 14.022,87 open, en op 7 april 2020 een totaalbedrag van € 10.933,19. Los van het feit dat dergelijke overzichten geen betalingsbewijs inhouden, zijn de daarop vermelde openstaande totaalbedragen niet in tegenspraak met hetgeen RAB in de dagvaarding stelt. De overzichten van NHGB dateren immers van nadien, en vast staat dat NHGB na dagvaarding aanvullende betalingen heeft gedaan.
5.4.
Daarover stelt RAB in de conclusie van repliek (die dateert van 20 mei 2020) dat na dagvaarding een bedrag van € 9.730,07 is betaald, zodat (wederom los van de discussie over rente en buitengerechtelijke kosten) een bedrag van € 5.184,05 resteert. Dit is niet in tegenspraak met hetgeen NHBG bij antwoord heeft aangevoerd.
5.5.
Ten slotte stelt NHBG bij conclusie van dupliek dat per 8 juni 2020 niets meer open staat van de hoofdsom. NHBG heeft daarbij echter geen betalingsbewijzen overgelegd, en zelfs geen geactualiseerd overzicht van openstaande posten uit haar eigen administratie. Daarmee is onvoldoende weersproken dat van de hoofdsom een gedeelte van € 5.184,05 onbetaald is gebleven, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Uiteraard strekken daarop in mindering eventuele betalingen die NHBG na repliek (20 mei 2020) aanvullend nog heeft gedaan.
5.6.
RAB vordert een bedrag van € 331,81 voor wettelijke handelsrente berekend over de periode van 30 dagen na de factuurdata tot en met 17 maart 2020, met de verdere rente vanaf 18 maart 2020. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden aangenomen dat NHBG op 17 maart 2020 méér had betaald dan het bedrag van € 6.302,17 waarmee RAB in de dagvaarding rekening heeft gehouden, zodat het verweer van NHBG op dit punt wordt gepasseerd. Dat partijen een uiterste dag van betaling zijn overeengekomen is niet gebleken. De vermelding ‘Gaarne betaling binnen 30 dgn’ op de facturen van RAB is daarvoor onvoldoende, en NHBG heeft niet onderbouwd haar stelling dat de uiterste betaaltermijn 60 dagen bedraagt. Uit de overgelegde facturen blijkt dat de overeengekomen prestaties op de factuurdata reeds waren verricht. Op de door RAB als uitgangspunt voor de renteberekening gehanteerde data is daarom wel voldaan aan het criterium van artikel 6:119a lid 2 sub b BW. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen zoals gevorderd.
5.7.
Verder vordert RAB (primair) een bedrag van € 3.182,44 voor buitengerechtelijke kosten op grond van haar algemene voorwaarden. Die vergoeding wijkt af van de wettelijke regeling. Daarom zal worden getoetst aan het rapport Voorwerk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Gelet daarop zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 987,16. Niet is gesteld of gebleken dat de werkelijke kosten van RAB hoger zijn dan dit wettelijke tarief, en de aard en omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden kunnen de toewijzing van de gevorderde vergoeding niet rechtvaardigen.
5.8.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW, waarop RAB zich beroept, worden de betalingen van NHBG (ad € 9.730,07) eerst in mindering gebracht op de buitengerechtelijke kosten (ad € 987,16) en de tot 18 maart 2020 vervallen wettelijke handelsrente (ad € 331,81), en voor het overige op de hoofdsom (ad € 14.914,12).
5.9.
De conclusie is dat een bedrag van € 6.503,02 aan hoofdsom wordt toegewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van NHBG, omdat zij hoofdzakelijk ongelijk krijgt. Voor een vergoeding van de door NHBG gestelde kosten wegens gemaakte uren ad
€ 790,00 (exclusief btw) is geen grond.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt NHBG tot betaling aan RAB een bedrag van € 6.503,02, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 18 maart 2020 tot aan de dag van de gehele betaling, waarop in mindering strekken eventuele betalingen van NHBG na repliek (20 maart 2020);
6.2.
veroordeelt NHBG tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van RAB tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,99
griffierecht € 996,00
salaris gemachtigde € 720,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter