ECLI:NL:RBNHO:2020:7221
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaken
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 september 2020 uitspraak gedaan op het verzet van [opposant] tegen eerdere uitspraken van 11 mei 2020, waarbij zijn beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard. [opposant] had op 5 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat [opposant] niet (tijdig) het verschuldigde griffierecht had voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroepen.
Bij de beoordeling van het verzet moest de rechtbank eerst vaststellen of het verzetschrift tijdig was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift op 22 juni 2020 eindigde, maar dat het verzetschrift pas op 26 juni 2020 was ontvangen. Dit betekende dat het verzet niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank had [opposant] eerder verzocht om uitleg over de te late indiening, maar hij had hierop niet gereageerd.
Aangezien [opposant] geen redenen had gegeven voor de termijnoverschrijding, kon de rechtbank de verschoonbaarheid van deze overschrijding niet beoordelen. Daarom werd het verzet in alle drie beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van griffier E.A.D. Horn. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.