ECLI:NL:RBNHO:2020:7243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
8163801 CV EXPL 19-8723
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reparatiekosten en tegenvordering wegens wanprestatie in de autobezit

In deze zaak heeft V.O.F. Autobedrijf [naam 1] (hierna: eiseres) een vordering ingesteld tegen [naam 2] h.o.d.n. [naam 2] Timmerwerken (hierna: gedaagde) wegens onbetaalde rekeningen voor uitgevoerde reparaties aan een bedrijfsbus. Eiseres heeft in januari 2018 een reparatie uitgevoerd aan de auto van gedaagde, waarvoor een factuur van EUR 1.613,76 is verzonden en betaald. Later heeft gedaagde opnieuw problemen gemeld, waarna eiseres een motor heeft vervangen en hiervoor EUR 4.687,54 in rekening heeft gebracht. Gedaagde heeft deze factuur echter niet voldaan, wat heeft geleid tot de huidige rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de auto in januari 2018 in opdracht van eiseres heeft laten repareren en dat hij de factuur heeft voldaan, zij het onder protest. Gedaagde heeft een tegenvordering ingesteld, waarin hij terugbetaling van een deel van de eerdere factuur eist, evenals schadevergoeding voor een bekeuring die hij ontving tijdens het gebruik van een leenauto van eiseres. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat hij verantwoordelijk is voor de verkeersregels die hij heeft overtreden.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, met uitzondering van een klein bedrag voor een niet voldoende onderbouwde kostenpost. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van EUR 5.614,63, vermeerderd met wettelijke rente, en moet de proceskosten dragen. De tegenvorderingen van gedaagde zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8163801 CV EXPL 19-8723
Uitspraakdatum: 23 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
V.O.F. Autobedrijf [naam 1]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: deurwaarder mr. H.J Smit
tegen
[naam 2] h.o.d.n. [naam 2] Timmerwerken
wonende te Castricum
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.G. van Dijken

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 6 november 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. Daarna heeft [eiseres] een akte ingediend. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingesteld.
1.2.
Bij tussenvonnis van 12 februari 2020 is een comparitie bepaald op 8 april 2020, maar deze heeft als gevolg van Covid-19 geen doorgang gevonden. [eiseres] heeft daarna een schriftelijke reactie gegeven, waar [gedaagde] weer op heeft gereageerd. Uiteindelijk heeft [eiseres] zich nog uitgelaten over de tegenvordering van [gedaagde] en is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een garagebedrijf. Hij heeft in januari 2018 een reparatie uitgevoerd aan de bedrijfsbus (een Fiat Doblo Cargo) van [gedaagde] (hierna: de auto). [gedaagde] heeft de factuur daarvoor ad EUR 1.613,76 voldaan.
2.2.
Tijdens genoemde reparatie stelde [eiseres] aan [gedaagde] een leenauto ter beschikking. In de leenauto bevond zich een sticker die ervoor waarschuwde dat met de auto niet in milieuzones gereden mocht worden. [eiseres] heeft een bekeuring van EUR 104,- ontvangen, omdat [gedaagde] met de auto in een milieuzone heeft gereden. [gedaagde] heeft dit bedrag aan [eiseres] vergoed.
2.3.
In augustus 2018 heeft [gedaagde] zich opnieuw met zijn auto gewend tot [eiseres] , ditmaal in verband met een tikkend geluid. [gedaagde] heeft later de auto met zijn reservesleutel opgehaald zonder dat reparatie heeft plaatsgevonden. Nadien heeft [gedaagde] de auto teruggebracht naar [eiseres] , waarna deze de motor heeft vervangen en waarvoor hij [gedaagde] op 17 september 2018 EUR 4.687,54 heeft gefactureerd. [gedaagde] heeft deze factuur ondanks aanmaning niet betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van EUR 5.693,28, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] hem opdracht heeft gegeven tot vervanging van de motor, welke werkzaamheden hij heeft uitgevoerd en gefactureerd. [gedaagde] dient zijn betalingverplichting na te komen en is verder buitengerechtelijke kosten en rente verschuldigd.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij ervan uit mocht gaan dat [eiseres] zijn werkzaamheden in augustus 2018 zonder kosten zou uitvoeren, omdat de klachten het gevolg waren van het eerder door [eiseres] onjuist opkrikken van de auto, waardoor een deuk in de carterpan was ontstaan, waardoor een aanzuigbuis was dichtgezet en schade aan de motor was ontstaan.
4.2.
[gedaagde] vordert terugbetaling van een deel van de door hem betaalde factuur van [eiseres] van januari 2018 ad EUR 1.213,78, omdat de factuur veel hoger was dan de tevoren geraamde kosten. Verder vordert [gedaagde] terugbetaling van EUR 104,- omdat [eiseres] hem de leenauto gaf terwijl hij wist dat hij in Amsterdam moest werken en hem niet heeft gewaarschuwd dat de auto niet in milieuzones mocht rijden. Daarnaast vordert [gedaagde] vergoeding van enkele facturen van een derde garage. Tot slot vordert [gedaagde] , die de auto inmiddels heeft verkocht, van [eiseres] EUR 3.000,- wegens minderwaarde als gevolg van mankementen aan de auto die aan [eiseres] moeten worden toegerekend.

5.De beoordeling van de vordering en de tegenvordering

5.1.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] de auto van [gedaagde] in januari 2018 in opdracht van [gedaagde] heeft gerepareerd. Nadien is tussen partijen discussie geweest over de hoogte van de factuur, omdat deze hoger uitviel dan de eerdere prijsopgave van [eiseres] . Toch is deze factuur door [gedaagde] voldaan. [gedaagde] stelt dat hij deze slechts onder protest heeft betaald, zodat hij er later op terug zou kunnen komen. [eiseres] heeft dit betwist met de stelling dat alleen is afgesproken dat [gedaagde] de factuur in termijnen zou betalen, hetgeen ook is gebeurd. Nu [gedaagde] zijn stelling dat hij slechts onder protest betaalde niet heeft onderbouwd, gaat de kantonrechter daaraan voorbij en staat de juistheid van de factuur van [eiseres] van januari 2018 vast. Voor zover [gedaagde] terugbetaling vordert van die factuur, wordt zijn vordering afgewezen.
5.2.
Hetzelfde geldt voor de bekeuring van EUR 104,- die [gedaagde] aan [eiseres] heeft vergoed, omdat [gedaagde] met de leenauto van [eiseres] een verkeersovertreding heeft begaan. Het gaat om een bekeuring die [gedaagde] heeft veroorzaakt. Hij behoort als gebruiker van de leenauto de verkeersregels te volgen en had zich dus ook, voordat hij een milieuzone inreed, moeten vergewissen of dat met de auto was toegestaan, nog daargelaten dat hij door een sticker in de auto erop werd gewezen dat dit niet mocht. Dat hij die sticker niet heeft gezien of verkeerd heeft geïnterpreteerd komt voor zijn eigen rekening.
5.3.
De juistheid van de eerdere facturen en hun betaling vindt bevestiging in het feit dat [gedaagde] in augustus 2018, ruim een half jaar na de eerdere reparatie, zich opnieuw tot [eiseres] heeft gewend met een klacht over de het functioneren van de auto, ditmaal een tikkend geluid. Als [gedaagde] geen vertrouwen had gehad in de kunde van [eiseres] of de juistheid van diens facturen, valt immers niet goed te begrijpen waarom hij terugging naar [eiseres] voor een volgende reparatie. Dit zou anders zijn als [gedaagde] meende dat de nieuwe klacht het gevolg was van de eerdere reparatie, maar uit de stellingen van [gedaagde] zelf volgt dat hij pas later op dit spoor is gezet. Volgens [gedaagde] heeft hij namelijk de auto in verband met een tikkend geluid aangeboden aan [eiseres] , die vervolgens onderzoek deed en het oliefilter verving, zonder dat dit het probleem oploste. Toen de reparatie voor [gedaagde] te lang duurde, heeft hij de auto meegenomen en aangeboden aan Garage [naam 3] voor onderzoek naar de oorzaak van het tikkende geluid. Deze garage schrijft: “Deuk in carterpan geconstateerd. Aanzuigbuis zit precies boven deuk. Geen oliedruk. Lagers drijfstang eruit.” [gedaagde] stelt pas vanaf dat moment dat de deuk in de carterpan is ontstaan doordat [eiseres] de auto onjuist heeft opgekrikt. [gedaagde] heeft vervolgens de auto opnieuw teruggebracht naar [eiseres] en er toen voor het eerst op aangedrongen dat deze de auto kosteloos zou repareren. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] aangeboden dit voor de helft van de kosten te doen, welk aanbod [gedaagde] weigerde. Daarna stelt [gedaagde] dat [eiseres] heeft gezegd dat hij ‘het voor mekaar’ zou maken, waaruit [gedaagde] afleidde dat de reparatie kosteloos zou zijn.
5.4.
[eiseres] betwist dat hij de auto heeft opgekrikt; hij zegt dat de auto alleen op de brug heeft gestaan. Dat is ook voor de hand liggend; waarom zou een garage een krik gebruiken als men over een brug beschikt? Ook betwist [eiseres] dat hij heeft aangeboden de reparatie voor de helft van de kosten te verrichten. Volgens [eiseres] was de deuk in de carterpan onvoldoende om de oliezeef te blokkeren. Hij heeft dat volgens zijn stellingen laten zien aan [gedaagde] , die dat toen ook beaamde. Bovendien is dit bevestigd door de ingeschakelde schade-expert van Dekra. De oorzaak van het tikkende geluid was een uitgelopen lager.
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de stellingen van beide partijen volgt dat een schade-expert van Dekra is ingeschakeld, maar [gedaagde] heeft diens bevindingen niet overgelegd, wat voor een goede beoordeling wel nodig is. Daardoor kan namelijk niet worden vastgesteld dat de problemen met de motor van de auto zijn veroorzaakt door een eerdere fout van [eiseres] . Die fout ligt ook niet zozeer voor de hand dat dit zonder de informatie van de expert kan worden aangenomen: afgezien van het feit dat het tikkende geluid een andere klacht is dan waar de reparatie van januari 2018 betrekking op had, speelt daarbij een rol dat [gedaagde] na die eerste reparatie 7 maanden zonder problemen heeft gereden. Dat [eiseres] de auto heeft opgekrikt waardoor een deuk in de carterpan is ontstaan, is evenmin onderbouwd. De stelling van [gedaagde] dat hij erop mocht vertrouwen dat [eiseres] de reparatie van zeer aanzienlijke omvang kosteloos zou uitvoeren ligt niet voor de hand en mist eveneens iedere onderbouwing.
5.6.
Het voorgaande betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat [gedaagde] aan [eiseres] opdracht heeft gegeven tot de reparatie en derhalve de factuur van [eiseres] daarvoor moet betalen. Dit geldt alleen niet voor het bedrag dat [eiseres] in rekening heeft gebracht voor het uitlijnen van de auto (EUR 65,- plus b.t.w.), aangezien [gedaagde] heeft betwist dat hij ook hiervoor opdracht heeft gegeven en [eiseres] de opdracht daarvoor niet voldoende heeft toegelicht.
5.7.
De vordering tot vergoeding van de kosten van Garage [naam 3] is daarmee ook van de baan. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat deze kosten het gevolg zijn van fouten van [eiseres] , nog daargelaten dat is gesteld noch gebleken dat [eiseres] ter zake in verzuim is geraakt. De vordering tot vergoeding van de door [gedaagde] gestelde minderopbrengst van de auto treft hetzelfde lot: [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat deze minderopbrengst het gevolg is van toerekenbaar tekortschieten van [eiseres] .
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen inclusief de niet betwiste buitengerechtelijke kosten en rente, echter met uitzondering van genoemde EUR 65,- plus b.t.w. (EUR 78,65). De tegenvorderingen van [gedaagde] worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten ter zake de vordering en de tegenvordering komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing ter zake de vordering en de tegenvordering

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 5.614,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.608,89 vanaf 6 november 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
wijst af de vorderingen van [gedaagde] ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,21
griffierecht € 486,00
salaris gemachtigde € 900,00
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter