ECLI:NL:RBNHO:2020:7323

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
8561209
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling reissom na annulering pakketreis door reisorganisator

In deze zaak hebben eisers, die een pakketreis naar IJsland hadden geboekt, een vordering ingesteld tegen de reisorganisator, gedaagde, na annulering van de reis door gedaagde. De reis was geboekt op 5 november 2019 en zou plaatsvinden op 16 maart 2020. Op 15 maart 2020 werd de reis geannuleerd vanwege de coronamaatregelen. Eisers hebben de reissom van € 1.413,00 betaald aan een doorverkoper, maar gedaagde, als reisorganisator, is verantwoordelijk voor de terugbetaling. Eisers hebben gedaagde verzocht om de reissom terug te betalen, maar gedaagde verwees hen naar de doorverkoper. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde als organisator verantwoordelijk is voor de terugbetaling van de reissom, ongeacht de rol van de doorverkoper. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde de reissom van € 1.188,30 aan eisers moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast zijn de proceskosten voor gedaagde, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitgesproken op 23 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8561209 \ CV EXPL 20-2444 (WT)
Uitspraakdatum: 23 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] en [eiser]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: eisers
schriftelijk procederend
tegen
de besloten vennootschap STYLE individuals B.V.
gevestigd te Heerhugowaard
gedaagde
verder te noemen: gedaagde
schriftelijk procederend

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben bij dagvaarding van 2 juni 2020 een vordering tegen gedaagde ingesteld. Gedaagde heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna gedaagde een schriftelijke reactie heeft gegeven. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
Eisers hebben op 5 november 2019 een pakketreis voor twee personen naar IJsland geboekt via de webshop van [naam] voor een totaalbedrag van € 1.413,00. De reissom is door eisers aan [naam] betaald.
2.2.
De reis is samengesteld door gedaagde. De heenreis naar IJsland zou plaatsvinden op 16 maart 2019. Op zondag 15 maart 2020 omstreeks 20:00 uur heeft [naam] telefonisch aan eisers laten weten dat de reis door gedaagde is geannuleerd. Voor verdere informatie moesten eisers contact opnemen met gedaagde.
2.3.
Op 16 maart 2020 hebben eisers contact opgenomen met gedaagde. In de door eisers met gedaagde gevoerde gesprekken kwam naar voren dat de reis is geannuleerd in verband met de maatregelen rondom het Corona-virus.
2.4.
Ten tijde van de annulering was geen sprake van een negatief reisadvies voor IJsland. Een medewerker van gedaagde vertelde eisers dat er door een communicatiefout tussen [naam] en gedaagde aan eisers niet de optie is voorgehouden om de reis alsnog door te laten gaan. Hierdoor was het voor eisers te laat om de pakketreis alsnog te maken. Aan eisers is een voucher aangeboden voor 100% van de kosten van de pakketreis (exclusief de bemiddelingskosten van [naam]) zodat eisers met deze voucher dezelfde reis maken konden maken op een later moment.
2.5.
Op 24 april 2020 hebben eisers per e-mail aan gedaagde laten weten dat zij geen vervangende voucher wilden maar de betaalde reissom terug.
2.5.
In reactie op deze e-mail heeft gedaagde eveneens op 24 april 2020 eisers voor verdere afhandeling van hun verzoek doorverwezen naar [naam] nu de boeking bij [naam] is gemaakt en de reissom aan hen is betaald.
2.6.
Op 25 april 2020 heeft gedaagde (via [naam]) een zogenaamde “Corona-voucher” ontvangen voor een bedrag van € 1.192,55 en een geldigheidsdatum van 1 jaar na het verstrekken van de voucher.
2.7.
Eisers weigeren deze voucher te aanvaarden.

3.De vordering

3.1.
Eisers vorderen dat de kantonrechter gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair
veroordeelt om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een schadevergoeding van € 1.188,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.188,30 vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure;
subsidiair
C. veroordeelt om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting (terug) te betalen een bedrag van € 1.188,30, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.188,30 vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag van de algehele voldoening;
D. veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2.
Eisers leggen aan de vordering primair ten grondslag – kort weergegeven – dat zij op grond van artikel 7:511 lid 1 t/m 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een bedrag van € 1.188,30 schade hebben geleden door de (permanente) non-conformiteit van gedaagde. Gedaagde is de organisator en heeft de pakketreis georganiseerd. De pakketreis is eenzijdig door gedaagde afgelast. Gedaagde is dan ook verantwoordelijk voor het terugbetalen van de reissom.
3.3.
Subsidiair beroepen eisers zich op artikel 7:509 lid 5 tot en met 7 BW. Gedaagde heeft de pakketovereenkomst (uiteindelijk) beëindigd vanwege buitengewone omstandigheden (het corona virus), waarbij te gelden heeft dat eisers recht hebben op terugbetaling van hetgeen zij betaald hebben voor de pakketreis, zijnde € 1.188,30.

4.Het verweer

4.1.
Gedaagde betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert daartoe – kort en zakelijk samengevat – het volgende aan. Zij erkent dat zij tot terugbetaling van de reissom moet overgaan. Zij is echter niet bereid de reissom rechtstreeks aan eisers over te maken. Zij stelt dat [naam] de juridische partner van eisers is nu [naam] aan eisers de bevestiging van de reis hebben gestuurd, de betaling aan [naam] is overgeboekt en de factuur door [naam] aan eisers is verzonden. [naam] heeft de reisbureau functie en is intermediair. Gedaagde is de reisorganisator en is verantwoordelijk voor de reistechnische uitvoering en de afhandeling van de reis.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat op 1 juli 2018 de Implementatiewet van de Richtlijn (EU) 2015/2302 pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen in werking is getreden (Stb. 2018, 2). De richtlijn maakt deel uit van het geheel van Europese richtlijnen op het gebied van consumentenbescherming en heeft onder meer tot doel de verwezenlijking van een hoog en zo uniform mogelijk niveau van consumentenbescherming. De richtlijn is opgenomen in Titel 7A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2.
Vast staat dat op 5 november 2019 tussen eisers en gedaagde als reisorganisator via de webshop van [naam] een pakketreisovereenkomst tot stand is gekomen voor een reis naar IJsland. Ook is onbetwist vast komen te staan dat deze reis door gedaagde is geannuleerd en dat gedaagden recht hebben op terugbetaling van de reissom.
5.3.
De discussie tussen partijen spitst zich uitsluitend nog toe tot de vraag wie de door eisers betaalde reissom moet terugbetalen. Eisers stellen zich op het standpunt dat gedaagde als reisorganisator hiervoor verantwoordelijk is. Zij beroepen zich daarbij op de betreffende Europese regelgeving zoals opgenomen in titel 7A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek Gedaagde betwist dit en stelt dat zij als reisorganisator uitsluitend verantwoordelijk is voor de reis technische uitvoering en afhandeling van de reis en dat eisers zich voor terugbetaling van de reissom moeten wenden tot [naam]. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.4.
Gedaagde biedt haar reizen aan via het platform van [naam] waarbij [naam] uitsluitend valt aan te merken als doorverkoper als bedoeld in artikel 7:500i. BW. De uiteindelijke overeenkomst is tot stand gekomen tussen eisers en gedaagde als reisorganisator. Eiser is als organisator dan ook verantwoordelijk voor het gehele pakket. De wet biedt de organisator in artikel 7:509 BW lid 5 e.v. de mogelijkheid een pakketreis te annuleren. In dat geval dient de organisator alle bedragen die door of namens de reiziger voor de reis is betaald terug te betalen. Dit leidt tot de conclusie dat gedaagde als organisator de door eisers betaalde reissom terug moeten betalen. De vordering van eisers, waarvan de hoogte niet door gedaagde wordt betwist, zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagde omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van € 1.188,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 juni 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eisers tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,47
griffierecht € 236,00
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter