ECLI:NL:RBNHO:2020:7326
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak waarbij eiser, wonende te [Z], in beroep ging tegen de vastgestelde waarde van zijn woning voor het kalenderjaar 2019. De heffingsambtenaar van Cocensus had de waarde vastgesteld op € 485.000, wat eiser te hoog vond. Eiser stelde dat de waarde van zijn woning te veel was gestegen ten opzichte van de vorige waardepeildatum en bepleitte een waarde van € 440.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018 in geschil was. Eiser voerde aan dat het landelijk stijgingspercentage geen doorslaggevende betekenis mag hebben voor de waardebepaling van zijn woning.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar met een taxatierapport en een waardematrix had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De vergelijkingsobjecten in de matrix waren voldoende vergelijkbaar met de woning van eiser. De rechtbank concludeerde dat de waarde per m³ van de woning lager was dan het gemiddelde van de vergelijkingsobjecten, wat de vastgestelde waarde onderbouwde. Eiser's argumenten werden verworpen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.