ECLI:NL:RBNHO:2020:736

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
C/15/295746 / KG ZA 19-808
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake erfdienstbaarheid van weg en verval daarvan

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland te Haarlem is behandeld, gaat het om een erfdienstbaarheid van weg. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.G.O. Afriyieh, heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. Groot. De kern van het geschil betreft de vraag of de erfdienstbaarheid van weg, die in een leveringsakte van 31 mei 1989 is gevestigd, inmiddels is vervallen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid niet is vervallen, ondanks de argumenten van de gedaagde dat deze door de levering van het blote eigendom zou zijn komen te vervallen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de leveringsakte expliciet vermeldt dat de bestaande erfdienstbaarheden zijn gevestigd en dat de gedaagde niet gerechtigd was deze te frustreren door het plaatsen van zeecontainers. De vordering in conventie wordt toegewezen, terwijl de vordering in reconventie wordt afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot naleving van de erfdienstbaarheid en tot het verwijderen van de zeecontainers. Tevens wordt de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/295746 / KG ZA 19-808
Vonnis in kort geding van 5 februari 2020
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. K.G.O. Afriyieh te Haarlem,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. Groot te IJmuiden.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser] worden genoemd.

1.Het verder verloop procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 januari 2020,
  • de brief met producties van de advocaat van [gedaagde/eiser] van 29 januari 2020,
  • de brief van de advocaat van [eiser/verweerder] van 3 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verder beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagde/eiser] is bij tussenvonnis van 22 januari 2020 in de gelegenheid gesteld om de leveringsakte die is ingeschreven op 1 juni 1989 in het geding te brengen. [gedaagde/eiser] heeft dit gedaan. De levering zelf heeft plaatsgevonden 31 mei 1989, is ingeschreven op 1 juni 1989 en ziet onder meer op de levering van het (blote) eigendom van het perceel grond gelegen te [plaats], aan de [adres], kadastraal bekend gemeet [nummer]. Dit betreft het perceel waarvan [eiser/verweerder] het jaar daarvoor de erfpachtrechten om niet aan [gedaagde/eiser] had overgedragen.
2.2.
Onder 9.a van de leveringsakte van 31 mei 1989 is onder meer bepaald:
“9.a. Bij deze worden ten behoeve en/of ten laste van de bij deze akte aan koper overgedragen percelen en ten laste en/of ten behoeve van de belendende en/of in de betreffende titel(s) vermelde aan Zeehaven verblijven percelen, gevestigd casu quo bekrachtigd als zulke erfdienstbaarheden, welke heden mochten bestaan ten aanzien van de huidige erfpachtsrechten op de overgedragen percelen, ongeacht de wijze waarop deze erfdienstbaarheden mochten zijn ontstaan.
(…)Met name worden bij deze gevestigd de erfdienstbaarheden van weg, zoals deze onder meer zijn vermeld in:(…)2. Een akte van transport, op vijf juli negentienhonderd achtentachtig voor notaris mr. E. Boeser ter standplaats Velsen, verleden, overgeschreven ten hypotheekkantore te Amsterdam op zes juli negentienhonderd achtentachtig, in deel 9188 nummer 4, waarin onder meer woordelijk staat vermeld:
“8. Bij deze wordt gevestigd, aangenomen en voorbehouden, de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van de percelen [nummer] (eigendom van vervreemder) en ten laste van het bij deze overgedragen perceel [nummer] om met voertuigen van en naar de openbare weg ([adres]) te komen, zulks op de thans bestaande wijze.”
2.3.
[gedaagde/eiser] voert aan dat dit slechts een verwijzing is naar bestaande erfdienstbaarheden, waaraan [eiser/verweerder] geen rechten kan ontlenen omdat deze door de levering van de blote eigendom is vervallen. De voorzieningenrechter volgt hem daarin niet. Van een algemene verwijzing en een opsomming van eerder gevestigde erfdienstbaarheden is in de leveringsakte van 31 mei 1989 immers geen sprake. De leveringsakte vermeldt juist expliciet dat de bestaande erfdienstbaarheden worden “gevestigd casu quo bekrachtigd”, waarbij onder 2 expliciet is opgenomen dat met name worden gevestigd de erfdienstbaarheden van weg. De op 5 juli 1988 gevestigde erfdienstbaarheid wordt daarbij genoemd en ingevoegd. Dit betekent dat, voor zover deze erfdienstbaarheid door het eindigen van de erfpacht is komen te vervallen, deze bij leveringsakte van 31 mei 1989 opnieuw is gevestigd voor de door de levering ontstane nieuwe situatie, waarin [gedaagde/eiser] het bloot eigendom heeft verkregen. De clausule ten aanzien van het vervallen van de reeds bestaande erfdienstbaarheid - zie r.o. 2.1 van het tussenvonnis - is daarbij niet overgenomen. Dat ligt voor de hand, omdat de daarin beschreven voorwaarde zich niet meer zal voordoen.
2.4.
Het voorgaande brengt met zich dat nog immer sprake is van een erfdienstbaarheid van weg en dat [gedaagde/eiser] dus niet gerechtigd was deze erfdienstbaarheid te frustreren door het plaatsen van de zeecontainers. Zoals in r.o. 5.4 van het tussenvonnis is overwogen zal de vordering in conventie daarom worden toegewezen, zij het met inachtneming van een wat ruimere termijn, en zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
2.5.
De voorzieningenrechter veroordeelt [gedaagde/eiser] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure in conventie en in reconventie.
2.6.
De kosten in conventie en reconventie aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:
- dagvaarding 103,05
- griffierecht € 304,00
- salaris
980,00
Totaal € 1.387,05

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde/eiser] tot naleving van de in de leveringsakte van 31 mei 1989 (opnieuw) gevestigde erfdienstbaarheid door binnen vier weken na betekening van dit vonnis, aan [eiser/verweerder] vrije toegang te verschaffen om auto’s, campers en andere voertuigen te kunnen in- en uit (laten) rijden vanaf het adres [adres] te [woonplaats] naar de openbare weg, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde/eiser] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,00,
3.2.
veroordeelt [gedaagde/eiser] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de zeecontainers die op het adres [adres] te [woonplaats] staan te verwijderen of doen verwijderen, zodat [eiser/verweerder] de volledige vrije toegang krijgt en blijft behouden om auto’s, campers en andere voertuigen te kunnen in- en uitrijden vanaf het adres [adres] naar de openbare weg, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde/eiser] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,00,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt [gedaagde/eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 1.387,05,
3.7.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 5 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1428