ECLI:NL:RBNHO:2020:7404

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
C/15/303151/ JU RK 20-1016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een kwetsbare minderjarige met psychiatrische problematiek en gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juni 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een kwetsbare minderjarige, geboren in 2005 in Somalië, die lijdt aan langdurige en hardnekkige problematiek, waaronder lichte verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek en gedragsproblemen. De minderjarige woont bij zijn moeder, maar de situatie is onhoudbaar geworden. Ondanks intensieve ambulante hulpverlening is er geen verbetering in zijn situatie, die gekenmerkt wordt door sociaal isolement, een verstoord dag- en nachtritme en zelfbepalend gedrag. De gecertificeerde instelling (GI) heeft na een uitgebreide zoektocht slechts één passende plek gevonden, maar de gemeente weigert deze plek volledig te financieren, wat leidt tot financierings- en aanbestedingsproblematiek in de jeugdhulp. De kinderrechter concludeert dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat de GI zich reeds heeft ingespannen om een passende plek te vinden. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met een geldigheid tot uiterlijk 19 november 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
IMS
Zaakgegevens : C/15/303151/ JU RK 20-1016
datum uitspraak: 25 juni 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [plaats] (Somalië), hierna ook te noemen
de minderjarige.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats] ,

[de vader] , hierna te noemen de vader,

thans zonder bekende verblijfplaats.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2020;
- het proces-verbaal van de behandeling van de zaak ter zitting op 4 juni 2020, waarbij de beslissing is aangehouden tot heden, in afwachting van de nadere informatie van de GI.
Op 23 juni 2020 is bij de griffie ingekomen een bericht met de informatie van de GI.
Op 25 juni 2020 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Gehoord zijn:
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI,
- de moeder, vergezeld door [tolk] , tolk in de Somalische taal,
- [informant] , hulpverlener van Sensazorg, als informant.
De minderjarige en de vader zijn niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door beide ouders.
De minderjarige woont bij de moeder.
Bij beschikking van 19 november 2019 is de minderjarige onder toezicht gesteld tot
19 november 2020.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van de minderjarige verzocht in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs voor de duur tot het einde van de ondertoezichtstelling.
Na het uitspreken van de ondertoezichtstelling is het niet gelukt om hulpverlening tot stand te brengen. Er is nog steeds onvoldoende zicht op [de minderjarige] . Tijdens de huisbezoeken van de GI sluit [de minderjarige] zich op in de badkamer. De GI heeft hem slechts één keer gezien, toen hij daar half in het donker zat. [de minderjarige] heeft een laag IQ en is behoorlijk zelfbepalend. Hij gaat nog steeds niet naar school en vult zijn dagen met gamen en televisie kijken. Hij gaat niet naar buiten en heeft buiten het gezin om geen contact met anderen. Ook heeft hij zijn dag- en nachtritme omgedraaid en heeft hij een ongezond eetpatroon. Triversum is een periode betrokken geweest, maar heeft ondanks de inzet van intensieve ambulante hulpverlening geen verandering teweeg kunnen brengen. De moeder is niet in staat om hem naar ambulante hulpverlening buitenshuis te krijgen. Wel heeft Triversum op basis daarvan een vermoedelijke diagnose gesteld, te weten dat er sprake is van psychiatrische problematiek. Het is belangrijk dat wordt onderzocht wat [de minderjarige] mankeert. De problematiek is groot en de moeder kan haar gezag niet laten gelden. De situatie van [de minderjarige] bij de moeder is onhoudbaar geworden. Een uithuisplaatsing is daarom noodzakelijk om hem de juiste begeleiding te kunnen geven.
Na de vorige zitting heeft de GI overleg gevoerd met diverse instanties, waaronder Triversum, gemeente Schagen
,’s Heerenloo, Lijn 5 en De Bascule. Inmiddels was duidelijk geworden dat Co-Operatief te Heerhugowaard op dit moment een (de enige) plek beschikbaar heeft die passend zou kunnen zijn voor [de minderjarige] . Dat is een plek op een kleine groep, waar ook een GZ psycholoog in dienst is, die diagnostiek kan uitvoeren. Hij kan daar direct geplaatst worden. Daarnaast zal [de minderjarige] aangemeld worden bij De Hondsberg (Koraal Groep), die naar verwachting de meest passende plek kan bieden, maar waarvoor een wachttijd geldt. Als de plaatsing bij Co-Operatief positief verloopt, dan blijft [de minderjarige] daar en zo niet, dan kan hij overgeplaatst worden naar De Hondsberg.
Echter ter zitting van heden deelt de GI mee dat de gemeente Schagen drie kwartier eerder heeft laten weten, die plek bij Co-Operatief niet te willen financieren. Gelet op de hulpvraag van [de minderjarige] is er namelijk één op één begeleiding nodig voor hem, waardoor er extra kosten zijn verbonden aan zijn plaatsing bij Co-Operatief en die extra kosten wil de gemeente niet mee financieren. De gemeente heeft vervolgens toegezegd op zeer korte termijn contact op te nemen met De Hondsberg om trachten te bewerkstelligen dat [de minderjarige] daar alsnog zo spoedig mogelijk kan worden geplaatst. Verder deelde de gemeente mee dat er ook nog een locatie van Horizon is, die een vergelijkbaar behandelaanbod biedt. De gemeente heeft met die instellingen wel een contract afgesloten. Als het de gemeente niet lukt daar een plek beschikbaar te krijgen, dan blijft alleen Co-Operatief nog over als mogelijk passende plek.

De standpunten

De moeder stemt in met de verzochte maatregel van uithuisplaatsing. Zij houdt veel van [de minderjarige] en wil dat hij op een goede plek terechtkomt. Zij wil graag dat [de minderjarige] beter wordt, maar weet niet hoe. Ze wil niet persé dat hij uit huis geplaatst wordt, maar de huidige situatie kan zo niet langer doorgaan. Het gaat om de gezondheid van haar zoon en zij ziet ook dat het alleen maar slechter gaat met [de minderjarige] . Hij weigert alles en zegt alleen maar nee. Zij vindt het wel heel belangrijk dat de plek waar hij naar toe gaat, echt passend is bij de problematiek van [de minderjarige] . Zij wil graag dat [de minderjarige] de mogelijkheid krijgt om weer om te gaan met leeftijdsgenoten. Er is iemand nodig die hem met overwicht kan benaderen en hem duidelijk kan maken dat er verandering nodig is. [de minderjarige] reageert anders dan de andere kinderen in het gezin, die haar (en de vader) wel respecteren. [de minderjarige] doet alleen maar waar hij zin in heeft en dat zijn meestal dezelfde dingen. De vader is nu in Somalië. Zij hoopt dat als [de minderjarige] weer beter is, hij weer thuis kan wonen en dat zij in de tussentijd goed op de hoogte wordt gehouden van hoe het met hem gaat.
Verder dringt de moeder er op aan om de vader niet in te lichten over de uithuisplaatsing van [de minderjarige] . De vader is vanuit zijn culturele achtergrond ervan overtuigd dat [de minderjarige] zal worden mishandeld door de instelling waar hij naar toe gaat. De vader heeft daarom ook tegen de moeder gezegd dat [de minderjarige] niet uit huis geplaatst mag worden en als dat wel gebeurt, dat hij dan “iets” gaat doen. De moeder vreest voor haar leven.
Sensazorg bevestigt dat de situatie van en voor [de minderjarige] bij de moeder thuis zeer schrijnend is geworden en echt niet langer mag en kan voortduren. Hoe meer zicht er komt op [de minderjarige] , hoe groter de zorgen worden. De inschatting van Sensazorg is dat er sprake is van psychiatrische problematiek en dat [de minderjarige] zo spoedig mogelijk behandeling nodig heeft. De moeder heeft ook richting Sensazorg duidelijk gemaakt dat het haar wens is, dat [de minderjarige] wordt geholpen.
Verder meldt Sensazorg voor de volledigheid nog dat inmiddels ook duidelijk is geworden dat de vader er van overtuigd is, dat als [de minderjarige] uit huis wordt geplaatst er medicijnen toegediend zullen worden. Dat druist in tegen het geloof van de vader en van de leefgemeenschap waarin hij nu verblijft en daarom is de vader tegen een uithuisplaatsing. Sensazorg begrijpt de vrees van de moeder voor de vader.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting overweegt de kinderrechter als volgt.
De kinderrechter stelt vast dat de zorgen die er ten tijde van het uitspreken van de ondertoezichtstelling waren, alleen maar in ernst zijn toegenomen. Er is (inmiddels) sprake van een complexe, nijpende en schrijnende situatie, die niet langer kan voortduren. [de minderjarige] krijgt geen onderwijs en er is sprake van een sociaal isolement. Hij staat niet open voor hulpverlening, heeft een verstoord dag- en nachtritme en vertoont in hoge mate zelfbepalend gedrag. De mate van zelfbepalendheid is ter zitting ook gebleken uit het feit dat de moeder heeft aangegeven, te weten dat zij haar zoon meerdere keren geld heeft moeten geven om hem naar bed te laten gaan. Verder vertoont [de minderjarige] “bizar” gedrag en vult hij zijn dagen grotendeels met schermgebruik. [de minderjarige] is een kwetsbare jongen met langdurige en hardnekkige problematiek. Hij is licht verstandelijk beperkt en er is (ook) sprake van psychiatrische problematiek. Ook is er sprake van gedragsproblemen. Ondanks intensieve, ambulante hulpverlening van Triversum is de zorgwekkende situatie van [de minderjarige] niet verbeterd. De ouders verschillen van inzicht over wat er moet gebeuren en wat het meest in het belang is van [de minderjarige] . De vader heeft zich tot op heden niet meewerkend opgesteld, de moeder wel. Deze omstandigheden tezamen maken dat een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is.
De kinderrechter is, gelet op alle feiten en omstandigheden, van oordeel dat de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
De GI heeft aangegeven dat na een uitgebreide zoektocht is gebleken dat op dit moment Co-Operatief de meest passende, en enig beschikbare, plek kan bieden aan [de minderjarige] . De verzorgings- en opvoedingssituatie is voor [de minderjarige] inmiddels zeer nijpend geworden. De gemeente heeft de GI, aldus de GI, heden toegezegd op zeer korte termijn contact op te zullen nemen met De Hondsberg en/of een locatie van Horizon die een passend behandelaanbod zou kunnen bieden.
De kinderrechter stelt in deze zaak vast dat de GI aanloopt tegen financierings- en/of aanbestedingsproblematiek in de jeugdhulp. Er is inmiddels sprake van een dermate complexe, nijpende en schrijnende situatie dat het noodzakelijk is dat [de minderjarige] zo spoedig mogelijk in een passende voorziening wordt geplaatst. Het is duidelijk dat de GI zich reeds heeft ingespannen om een passende plek te vinden en thans ligt het op de weg van de gemeente om ten behoeve van [de minderjarige] zo spoedig mogelijk de benodigde maatregelen te treffen zodat [de minderjarige] passende jeugdhulp kan krijgen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder ten aanzien van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [plaats] (Somalië),
met ingang van 25 juni 2020 tot uiterlijk 19 november 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.C.R.W. VerLoren van Themaat-van der Hoeven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam