ECLI:NL:RBNHO:2020:7461

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
8339727 VV EXPL 20-32
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon, vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen in kort geding

In deze zaak heeft [werkneemster] Sogno Fashion B.V. gedagvaard in kort geding, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld voor achterstallig loon, vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst van [werkneemster] eindigde op 1 mei 2019, maar zij stelt recht te hebben op loon op basis van een 20-urige werkweek, ongeacht het aantal daadwerkelijk gewerkte uren. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 april 2020, waarbij Sogno Fashion aanvankelijk niet verscheen, maar later telefonisch bijwoonde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Sogno Fashion het achterstallig loon over de perioden 4 en 5 erkent, en dat de vordering tot uitbetaling van vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen niet voldoende gemotiveerd is betwist door Sogno Fashion. De kantonrechter heeft de vordering van [werkneemster] grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele posten die door de kantonrechter zijn afgewezen of gematigd. De proceskosten zijn voor rekening van Sogno Fashion, omdat zij overwegend in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. W. Aardenburg op 16 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8339727 VV EXPL 20-32
Uitspraakdatum: 16 april 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. K. Ez-Zaitouni rechtskundige bij ARAG
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOGNO Fashion B.V.
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: Sogno Fashion
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft Sogno Fashion op 3 maart 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 2 april 2020 plaatsgevonden. Sogno Fashion is, hoewel behoorlijk opgeroepen, tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. Vóór de zitting heeft de griffier telefonisch contact met Sogno Fashion opgenomen. Laatstgenoemde was in de veronderstelling dat de mondelinge behandeling niet doorging in verband met de uitbraak van het coronavirus. Sogno Fashion heeft de mondelinge behandeling alsnog telefonisch bijgewoond.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren [in 1964] , is op 1 mei 2018 bij Sogno Fashion in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst van één jaar in de functie van allround verkoopster.
[werkneemster] is parttime in dienst getreden, voor minimaal 20 uur per week, tegen een bruto uurloon van € 12,50, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Modedetailhandel van toepassing.
2.3.
Artikel 8 van de arbeidsovereenkomst – voor zover van belang – luidt als volgt:
‘’
Artikel 8 PENSIOENU bent aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor de detailhandel, geadministreerd door de Achmea Pensioen Services.
2.4.
Bij brief van 25 maart 2019 heeft Sogno Fashion aan [werkneemster] aangezegd dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd en aldus van rechtswege zal eindigen per 1 mei 2019. In deze brief staat dat de eindafrekening van mei 2019 zal volgen en het vakantiegeld, eventueel niet-genoten vakantiedagen en kledingaankopen verrekend en uitbetaald zullen worden.
2.5.
[werkneemster] heeft zich zaterdagochtend 6 april 2019 ziek gemeld en is ziek uit dienst getreden.
2.6.
Bij e-mail van 16 mei 2019 heeft [bestuurder] , bestuurder van Sogno Fashion, een voorstel aan [werkneemster] voor de eindafrekening gedaan, waarin onder meer is opgenomen:
‘’Ik ben met je uren aan de slag geweest op basis van 11 maanden (het was korter) die je bij ons gewerkt hebt het volgende:
Je hebt gewerkt in die periode 884 uur (incl. de uren bij Fabric)
Je opgebouwde vakantie uren 83 uur
Uitbetaalde uren SOGNO 961 uur
Wachturen i.v.m. ziekte 2018 15 uur
Op basis van deze gegevens hebben wij 21 uur teveel aan je overgemaakt. Daarin niet meegenomen dat je eerder bent gestopt dan waarin ik heb rekening gehouden. Tevens wachtdagen uit 2019 neem ik niet mee. Dan staat er nog voor 280,94 aan aangekochte kleding open. Wel heb je nog recht op vakantiegeld over deze periode. Mijn voorstel is om je vakantiegeld minus aangekochte kleding uit te betalen als laatste salaris uitbetaling.’’
2.7.
Bij e-mail van 25 mei 2019 heeft [ex-partner van werkneemster] , de ex-partner van [werkneemster] , als reactie op het bovenstaande aan [bestuurder] geschreven:
‘’(...) Op 6 April heeft [werkneemster] zich ziek gemeld op advies van huisarts en GGZ. Tijdens haar ziekte heeft ze uiteraard niet gewerkt. [werkneemster] had echter een contract voor minimaal 20 uur per week van 1 mei 2018 tot 1 mei 2019. Dus moet er in die periode voor minimaal 20 uur per week uitbetaald worden. Ook als zij niet voor 20 uur ingeroosterd is en ook tijdens haar ziekte. Dus ik begrijp niet waarom je zo uitgebreid ingaat op de hoeveelheid gewerkte uren. Die zijn in mijn optiek niet echt relevant tenzij er meer uren gewerkt zouden zijn. Maar als jouw uitzetting klopt is dat dus niet zo.
(...)
Gebaseerd op bovenstaande moet er volgens mij het volgende nog uitgekeerd worden:
1. Achterstallig loon en/of ziektegeld voor periode 4 (80 uur) en 5 (28 uur); 1350 euro.
2. Vakantie geld over 1036 uur; 1036 euro.
3. Uitbetaling van niet genoten vakantie dagen (9 dagen); 450 euro.
4. Betaling van aangekochte kleding; - 280,94 euro
Hetgeen resulteert in 2555.06 euro (exclusief loonbelasting)
(…)
Kan je me daarnaast ook nog aangeven bij welk pensioenfonds het pensioen voor [werkneemster] is ondergebracht? Ik heb afgelopen week, in verband met de financiële afhandeling van de scheiding, navraag gedaan bij het Pensioenfonds Detailhandel maar daar was het afgelopen jaar voor [werkneemster] geen mutatie aangebracht in haar pensioen. Heb ik navraag gedaan bij het juiste pensioenfonds?(….)’
2.8.
Op 13 juni 2019 heeft [bestuurder] aangegeven niet akkoord te gaan met de eindafrekening. In deze mail staat onder meer:
‘’Zoals ik eerder heb aangegeven kan ik niet akkoord gaan met onderstaande. [werkneemster] heeft zich op vrijdag in de namiddag 5 april 2019 behoorlijk onbehoorlijk gedragen (waar klanten en personeel bij aanwezig waren) en heeft zich op zaterdag 6 april vroeg in de ochtend ziek gemeld. Dit kan toen nooit op het advies van Huisarts en GGZ zijn geweest. Daarop heeft [naam] diverse keren getracht contact met haar te zoeken, helaas tevergeefs. Als laatste heeft ze een voicemail ingesproken om per direct het dienstverband te beëindigen (want ze wilde al een keer eerder stoppen) en de eindafrekening op te maken. Hierop hebben wij 9 april 2019 bevestiging van [werkneemster] via de mail gekregen. Ik zou dat uitzoeken maar was door mijn ongeval niet bij machte. Nu schetst mij de verbazing dat tot 30 april 2019 haar loon doorbetaald wil hebben. Dit is niet wat er gecommuniceerd was, anders hadden wij wel een bedrijfsarts opgeschakeld. (…)’
2.9.
In juli 2019 heeft er wederom e-mailverkeer tussen [bestuurder] en [ex-partner van werkneemster] plaatsgevonden, waarin beiden hun standpunten handhaven.
2.10.
De gemachtigde van [werkneemster] heeft Sogno Fashion bij aangetekende brieven van 27 augustus 2019 en 9 september 2019 gesommeerd over te gaan tot uitbetaling van het achterstallig loon, het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen.
2.11.
Bij brief van 25 september 2019 heeft [bestuurder] wederom medegedeeld dat het achterstallig loon correct is berekend. In de brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
‘’(…) Zij wilde zelf minder werken aangezien zij in een eerder stadium had aangegeven ontslag te willen nemen, wat niet mogelijk is met een arbeidsovereenkomst bepaalde tijd. Daardoor plande we zo min mogelijk uren voor haar in. Verder claimt zij een loonbetaling van periode 4 en 5. Periode 5 loopt van 22 april t/m 19 mei, terwijl zij per 1 mei uit dienst was. Dat is dus 3 weken minder dan gesteld!’
2.12.
Bij brief van 9 oktober 2019 verzoekt [werkneemster] opnieuw om uitbetaling van het achterstallig loon, het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen.
2.13.
Op 12 december 2019 heeft [bestuurder] een e-mail aan de gemachtigde van [werkneemster] gestuurd waarin hij schrijft:

Zoals afgesproken hierbij het voorstel wat ik aan [werkneemster] wil uitbetalen- Uitbetaling periode 4 (80 uur)-
Uitbetaling periode 5 (20 uur)-
Geen uitbetaling van vakantie uren. Zij heeft over haar dienstverband 92 uur opgebouwd, 3 weken vakantie gehad (80 uur). Dan blijft er nog 32 uur over. In de roosters die ik u heb aangeboden (laatste 3 maanden) komt zij op gemiddeld 67.5 gewerkte uren per maand. Dat is voer 3 maanden 37.5 uur tekort. Verder heeft zij in andere periodes ook minder gewerkt, aangezien zij al eerder wilde stoppen met werken bij SOGNO. Die uren laat ik dan maar buiten beschouwing.-
uitbetaling van vakantiegeld over bovenstaande uren-
Inhouden van 2 wachtdagen wegens ziekte-
Inhouden van EUR. 280,94 aan kleding aankopen door [werkneemster]
Verder zal zij gedurende haar dienstverband ingeschreven worden bij het pensioenfonds voor detailhandel.’
2.14.
Bij e-mails van respectievelijk 12 en 31 december 2019 herhaalt de gemachtigde van [werkneemster] de eerder aangevoerde standpunten.
2.15.
Op 9 januari 2020 heeft [bestuurder] per e-mail aan de gemachtigde van [werkneemster] medegedeeld dat hij de week daarop het salaris conform eerdere berichten zal uitbetalen.
2.16.
Tot op heden heeft [werkneemster] geen loon, vakantiegeld en de niet-genoten vakantie-uren ontvangen.

3.De vordering

3.1.
[werkneemster] vordert – na vermindering van de vordering ter zitting - dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Sogno Fashion veroordeelt tot betaling aan [werkneemster] van:
I. het achterstallig loon over periode 4;
II. het achterstallig loon over periode 5 ad € 1000,01, bruto;
III. het vakantiegeld ad € 1.088,- bruto;
IV. de negen niet-genoten vakantiedagen ad € 450,- bruto;
V. de wettelijke verhoging ex 7:625 BW over I, II en IV;
VI. de wettelijke rente over I, II en III;
VII. de buitengerechtelijke kosten ad € 478,80;
VIII. de kosten van deze procedure, waaronder salaris voor gemachtigde;
IX. de nakosten, te begroten op een half salarispunt van het toegewezen salaris voor de gemachtigde met een maximum van € 100,-, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd;
en [werkneemster] vordert dat de kantonrechter Sogno Fashion veroordeelt tot:
X. het afdragen van de premies (werknemers – en werkgeverspremie) aan het pensioenfonds, op straffe van een dwangsom van € 450,- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft;
XI. het verstrekken van bruto/netto salarisspecificaties over de perioden 4 en 5 conform 7:626 BW en een deugdelijke specificatie van de eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft.
3.2.
[werkneemster] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Sogno Fashion conform de arbeidsovereenkomst gehouden is loon te betalen op basis van een 20-urige werkweek. Ongeacht of [werkneemster] iedere week 20 uur heeft gewerkt, heeft zij zich wel voor deze uren beschikbaar gehouden. Tot einde dienstverband, 1 mei 2019, heeft [werkneemster] recht op het volledige salaris van 20 uur per week, verminderd met twee wachtdagen en het bedrag van de aangekochte kleding. [werkneemster] betwist dat zij toestemming aan Sogno Fashion heeft gegeven om de niet-genoten vakantie-uren te verrekenen met niet ingeroosterde dagen. Ook is Sogno Fashion conform artikel 8 van de arbeidsovereenkomst gehouden om pensioenafdrachten bij het Bedrijfspensioenfonds Detailhandel te verrichten.

4.Het verweer

4.1.
Sogno Fashion betwist de vordering gedeeltelijk. Sogno Fashion erkent dat zij het achterstallig loon over de perioden 4 en 5 verschuldigd is. Periode 4 loopt van 25 maart 2019 tot en met 21 april 2019 en periode 5 ziet op 22 april 2019 tot en met 19 mei 2019. De arbeidsovereenkomst van [werkneemster] is op 1 mei 2019 van rechtswege geëindigd, zodat Sogno Fashion slechts van 22 april 2019 tot 1 mei 2019 loon verschuldigd is. Ten aanzien van het vakantiegeld stelt Sogno Fashion dat een salarisadministratiekantoor dit heeft berekend en op een bedrag van € 1008,- uitkomt. Sogno Fashion erkent dat zij laatstgenoemd bedrag verschuldigd is. Sogno Fashion betwist dat [werkneemster] ten tijde van einde dienstverband nog niet-genoten vakantie-uren had openstaan. Omdat [werkneemster] op grond van de cao niet vóór 1 mei 2019 mocht stoppen met werken, is er tussen partijen afgesproken dat [werkneemster] minder uren zou werken in ruil voor openstaande vakantie-uren. Deze afspraak is mondeling tot stand gekomen. Ook erkent Sogno Fashion dat zij conform de arbeidsovereenkomst gehouden is om pensioenafdrachten te verrichten en stelt dat dit reeds is geschied.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [werkneemster] daarbij een spoedeisend belang heeft. De betaling van loon heeft naar zijn aard een spoedeisend karakter. De spoedeisendheid van de vordering is door Sogno Fashion niet weersproken.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Sogno Fashion erkent dat zij het achterstallig loon over periode 4, die vanaf 25 maart 2019 tot en met 21 april 2019 loopt, en het achterstallig loon over periode 5, die vanaf 22 april 2019 tot 1 mei 2019 loopt, aan [werkneemster] verschuldigd is. De loonvordering over de perioden 4 en 5 is dan ook toewijsbaar.
5.4.
De vordering ten aanzien van het vakantiegeld wordt niet door Sogno Fashion weersproken, zodat deze voor toewijzing vatbaar is.
5.5.
Tussen partijen is nog in geschil of [werkneemster] recht heeft op betaling van negen vakantiedagen. [werkneemster] stelt dat zij deze dagen niet heeft opgenomen dan wel toestemming heeft gegeven om deze dagen te verreken met niet ingeroosterde dagen. Sogno Fashion heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. De vordering tot uitbetaling van de negen niet-genoten vakantiedagen wordt dan ook toegewezen.
5.6.
Ter zitting heeft Sogno Fashion toegezegd dat zij binnen een week na de zitting de gemachtigde van [werkneemster] een bewijs van de pensioenafdrachten en de salarisstroken over de perioden 4 en 5 zal toesturen. [werkneemster] heeft bij het toewijzen van deze vorderingen geen belang meer, zodat deze worden afgewezen.
5.7.
[werkneemster] erkent dat er twee wachtdagen wegens ziekte ingehouden dienen te worden en zij een bedrag van € 280,94 netto voor aangekochte kleding aan Sogno Fashion verschuldigd is, zodat de kantonrechter deze bedragen in mindering zal brengen op het bovenstaande.
5.8.
De vordering tot vergoeding van de wettelijke verhoging over het achterstallig loon en de negen niet-genoten vakantiedagen wordt gematigd tot 10%.
5.9.
De wettelijke rente over het achterstallig loon en het vakantiegeld zal de kantonrechter toewijzen.
5.10.
[werkneemster] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gemachtigde van [werkneemster] heeft aan Sogno Fashion drie aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Sogno Fashion, omdat zij overwegend in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij wordt Sogno Fashion veroordeeld tot betaling van € 100,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [werkneemster] worden gemaakt. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Sogno Fashion tot betaling aan [werkneemster] van het achterstallig loon over periode 4, verminderd met het bedrag aan loon over twee wachtdagen wegens ziekte en verminderd met een bedrag van € 280, 94 netto voor aangekochte kleding; en vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente over het bedoelde loon vanaf het tijdstip van opeisbaarheid;
6.2.
veroordeelt Sogno Fashion tot betaling aan [werkneemster] van het achterstallig loon over periode 5, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedoelde loon vanaf het tijdstip van opeisbaarheid;
6.3.
veroordeelt Sogno Fashion tot betaling aan [werkneemster] van het vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag;
6.4.
veroordeelt Sogno Fashion tot betaling aan [werkneemster] van de negen niet-genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10%;
6.5.
veroordeelt Sogno Fashion tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 83,38
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 420,00
6.6.
veroordeelt Sogno Fashion om aan [werkneemster] te betalen een bedrag van € 478,80, ter zake buitengerechtelijke kosten;
6.7.
veroordeelt Sogno Fashion tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [werkneemster] worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter