Op 5 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen [X] B.V. als eiseres en de heffingsambtenaar van Cocencus als verweerder. Eiseres heeft op 14 april 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 3 maart 2020, die betrekking had op een aanslag/beschikking op basis van de Wet waardering onroerende zaken voor objecten gelegen aan een specifiek adres. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres bij haar beroepschrift geen uittreksel uit het handelsregister heeft overgelegd, wat vereist is om te kunnen aantonen wie als bevoegd bestuurder gerechtigd is om beroep in te stellen. Ondanks een verzoek van de rechtbank op 17 juni 2020 om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, heeft eiseres niet gereageerd en de verzuimen niet hersteld. De rechtbank heeft geen verontschuldiging voor deze verzuimen ontvangen van eiseres.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.