In deze zaak heeft eiseres, een belastingplichtige, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Amsterdam, betreffende de aanslagen inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor de jaren 2014 en 2015. De rechtbank heeft op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 18 december 2019 was, en dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 29 januari 2020. Eiseres heeft het beroepschrift echter pas op 11 februari 2020 op de post gedaan, waardoor het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening, maar zij heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen goede verontschuldiging heeft gegeven voor de te late indiening van het beroepschrift. Daarnaast heeft de inspecteur het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft eiseres erop gewezen dat de gronden van het beroep betrekking moeten hebben op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar, maar ook hierop heeft eiseres niet gereageerd.
Daarom heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier, en is op 24 augustus 2020 gedaan. De uitspraak is niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.