ECLI:NL:RBNHO:2020:7624

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
HAA 20/899
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een proceskostenveroordeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Wevers, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Dit besluit, dat op 16 januari 2020 was genomen, wijzigde een eerder besluit van 7 augustus 2019 waarin de indicatie voor eiseres niet werd verhoogd. Eiseres trok haar beroep in op 7 april 2020, nadat verweerder had aangegeven tegemoet te komen aan haar verzoek. Tegelijkertijd verzocht eiseres om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar omdat partijen niet om een zitting vroegen, werd het onderzoek gesloten.

De rechtbank overwoog dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Eiseres had verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, en verweerder had toegezegd de proceskosten van € 1.050,- en griffierecht van € 48,- te vergoeden. De rechtbank volgde deze toezegging en stelde vast dat de kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten en het griffierecht, conform de bepalingen in de Awb en het Besluit. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/899

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. K. Wevers),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de indicatie (profiel 6 en profiel 8 laag) niet verhoogd.
Bij besluit van 16 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gewijzigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder is bij besluit van 5 maart 2020 aan het beroep tegemoetgekomen.
Eiseres heeft het beroep bij brief van 7 april 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 20 mei 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 8 juni 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Eiseres verzoekt om vergoeding van kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor zowel de bezwaar- als beroepsprocedure.
5. Verweerder heeft bij brief van 8 juni 2020 toegezegd zo spoedig mogelijk de proceskosten van € 1.050,- en de griffierechtkosten van € 48,- te zullen overmaken.
6. Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen.
7. De kosten komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit
€ 1.050,- in verband met het bezwaar en het beroep (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
8. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 48,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De beslissing is gedaan op 5 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.