In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een proceskostenveroordeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Wevers, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Dit besluit, dat op 16 januari 2020 was genomen, wijzigde een eerder besluit van 7 augustus 2019 waarin de indicatie voor eiseres niet werd verhoogd. Eiseres trok haar beroep in op 7 april 2020, nadat verweerder had aangegeven tegemoet te komen aan haar verzoek. Tegelijkertijd verzocht eiseres om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar omdat partijen niet om een zitting vroegen, werd het onderzoek gesloten.
De rechtbank overwoog dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Eiseres had verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, en verweerder had toegezegd de proceskosten van € 1.050,- en griffierecht van € 48,- te vergoeden. De rechtbank volgde deze toezegging en stelde vast dat de kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten en het griffierecht, conform de bepalingen in de Awb en het Besluit. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.