ECLI:NL:RBNHO:2020:7718

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
8076109 \ CV FORM 19-14598
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited, naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Venetië naar Amsterdam op 2 maart 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, waaronder sneeuw en harde wind. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad is geannuleerd en dat de vervoerder niet kon worden aangesproken voor compensatie, omdat zij kon aantonen dat de annulering het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft echter wel een bedrag van € 43,50 aan verzorgingskosten toegewezen aan de passagier sub 2, omdat deze kosten niet door de vervoerder waren betwist. De overige vorderingen van de passagiers zijn afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van de passagiers. De beschikking is gewezen door kantonrechter S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8076109 \ CV FORM 19-14598
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Flight Claim
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 september 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 november 2019;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 18 december 2019;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 30 januari 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Marco Polo Airport (Venetië, Italië) naar Amsterdam Schiphol Airport op 2 maart 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De geplande vertrektijd was 18:10 UTC en de geplande aankomsttijd was 20:10 UTC. De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 543,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 81,52 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast vorderen de passagiers betaling van € 43,50 aan verzorgingskosten die zij door de annulering van de vlucht hebben moeten maken. Voorts maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat passagier sub 1 niet bekwaam is zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de toelichting bij het vorderingsformulier blijkt dat zij minderjarig is. Om die reden zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek. Passagier sub 2 heeft blijkens het vorderingsformulier het verzoek ingesteld voor zichzelf en niet (ook) in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de passagier sub 1. Dat aan passgier sub 2 een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:253k Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:349 BW is verstrekt, maakt dat niet anders. Ten aanzien van de het verzochte van passagier sub 2 pro se wordt als volgt overwogen.
4.3.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Gelet op het bepaalde in de considerans van de Verordening onder 14, kunnen weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen een buitengewone omstandigheid opleveren. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat er sneeuw (‘the beast from the east’) en harde wind werd verwacht waardoor de uitvoering van de betreffende vlucht is verhinderd. Ter onderbouwing van de gestelde slechte weersomstandigheden heeft de vervoerder weersvoorspellingen overgelegd. Hieruit blijkt dat in de ochtend van 2 maart 2018 windsnelheden tussen de 30 en de 35 knopen waren voorspeld. In de middag van 2 maart 2018 is nog een voorspelling gepubliceerd waarbij wind werd voorspeld met een kracht van 30 tot 35 knopen en sneeuwval met hoge impact voor Schiphol. De passagier heeft betwist dat er ten tijde van de geplande uitvoering van de vlucht sprake was van slechte weersomstandigheden. Volgens haar zou de vlucht op 2 maart 2019 om 11.00 uur aankomen. De passagier heeft erop gewezen dat rond deze tijd wel andere vluchten op Schiphol zijn geland. De kantonrechter kan dit niet volgen. Voor zover de passagier bedoelt 2 maart 2018, dan stelt de kantonrechter op grond van de door de vervoerder overgelegde producties en de daarop gegeven toelichting vast, dat de uitvoering van de vlucht niet in de ochtend maar in de avond van 2 maart 2018 was gepland. Dit volgt ook uit productie 2 van de passgier zelf bij het vorderingsformulier. Dat er in de avond van 2 maart 2018 sprake was van de weersomstandigheden zoals door de vervoerder is aangevoerd, heeft de passagier niet betwist.
4.5.
De vervoerder heeft op basis van de voorspelde weersomstandigheden de beslissing genomen om de vlucht van Venetië naar Amsterdam niet uit te voeren. De vervoerder heeft hierbij rekening gehouden met de vliegveiligheid van haar passagiers en bemanningsleden. In haar conclusie van dupliek heeft de vervoerder nog aan de hand van een ‘aircraft wind limit document’ verduidelijkt dat de limiet voor ‘headwind’ voor een toestel van het type Airbus 320 20 knopen bedraagt, zodat het toestel met een voorspelde wind van 33 knopen niet op zou mogen stijgen. De conclusie is dan ook dat sprake is geweest van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht van Venetië naar Amsterdam hebben verhinderd, zodat de weersomstandigheden in het onderhavige geval een buitengewone omstandigheid opleveren.
4.6.
Verder heeft de vervoerder toegelicht dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. De passagier heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij stelt dat de vervoerder een vervangende vlucht had kunnen regelen bij een andere luchtvaartmaatschappij. Gezien de aard van de buitengewone omstandigheden (slechte weersomstandigheden), valt echter niet in te zien hoe hiermee de annulering van de vlucht dan wel de vertraging ten gevolge daarvan voorkomen had kunnen worden. Niet gebleken is dat er in de gegeven omstandigheden meer van de vervoerder kon worden verwacht. De door de passagier verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De passagier verzoekt een bedrag van € 43,50 aan gemaakte (verzorgings)kosten. Zij stelt € 19,50 aan kosten te hebben gemaakt voor maaltijden en verfrissingen nu de vervoerder hiervoor geen voorzieningen heeft getroffen. Verder stelt de passagier een bedrag van € 24,00 aan vervoerskosten te hebben gemaakt. De vervoerder heeft dit deel van het verzoek in het geheel niet betwist, zodat de kantonrechter het verzoek in zoverre zal toewijzen. De verzochte wettelijke rente over het toe te wijzen gedeelte van de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagier heeft echter onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.10.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart passagier sub 1 niet-ontvankelijk in haar verzoek;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 43,50 aan passagier sub 2, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het door passagier sub 2 meer of anders verzochte af;
5.4.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 60,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open