Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[toevoeg.nr. 4NW1442]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
6.De beslissing
de tegenvordering6.5. wijst de vordering af;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiser, een ondernemer, een vordering ingesteld tegen Burgering Verpakkingen C.V. met betrekking tot de afgifte van goederen die hij in het bedrijfspand van Burgering had ondergebracht. Eiser stelt dat hij toestemming had om de goederen kosteloos te stallen, maar dat Burgering hem de toegang tot deze goederen heeft ontzegd. Eiser heeft conservatoir beslag laten leggen op de goederen en vordert nu afgifte van deze goederen, alsook schadevergoeding van €24.500,00 wegens het onrechtmatig onder zich houden van zijn goederen.
Burgering betwist de vordering en stelt dat er een huurovereenkomst is gesloten, waaruit volgt dat eiser huur verschuldigd is. Burgering vordert in reconventie dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat eiser de achterstallige huur van €24.500,00 betaalt. De kantonrechter moet beoordelen of er daadwerkelijk een huurovereenkomst is gesloten en of Burgering recht heeft op het retentierecht.
De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van Burgering dat er een huurovereenkomst is gesloten. De afspraken zijn niet schriftelijk vastgelegd en Burgering heeft geen aanmaningen gestuurd of andere acties ondernomen om de huur te innen. Hierdoor wordt de tegenvordering van Burgering afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de goederen, met uitzondering van een aantal specifieke items, aan eiser moeten worden teruggegeven. De schadevergoeding van eiser wordt afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd is. De proceskosten worden toegewezen aan eiser, aangezien Burgering in overwegende mate ongelijk heeft gekregen.