4.2.Verzoeksters verzoeken de voorzieningenrechter het bestreden besluit en het primaire besluit te schorsen omdat anders dwangsommen zullen worden verbeurd. Ten aanzien van de problematiek rond de brandoverslag kan redelijkerwijs niet aan de last worden voldaan. Daarbij komt dat nog moet worden beslist op het bezwaar gericht tegen de weigering van de legalisatievergunning van de uitbreiding in 2016 en is zoals ter zitting is toegelicht inmiddels opnieuw een (aangepaste) aanvraag voor legalisatie gedaan. Gelet op het feit dat de problematiek al meer dan 10 jaar bij de gemeente bekend is, valt niet in te zien waarom verweerder niet kan wachten totdat op het beroep is beslist.
5. Verweerder heeft blijkens zijn verweerschrift geen aanleiding gezien om af te zien van handhaving of om deze besluiten te schorsen. Op de grondslag van het bezwaar heeft een heroverweging plaatsgevonden. Verwezen is naar het in de bezwaarfase opgestelde verweerschrift, de hoorzitting en het bestreden besluit. Volgens verweerder is terecht gehandhaafd. Aangezien sprake is van overtredingen is hij daartoe verplicht. Van zicht op legalisatie is geen sprake. Volgens verweerder is niet gebleken dat niet aan de last kan worden voldaan. Het beroep het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel slaagt volgens verweerder niet.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
7. Ter zitting is aan de orde gekomen dat ten aanzien van de last onder 1a (de gevelcontouren) inmiddels een nieuwe legalisatieaanvraag is gedaan waarop nog niet is beslist. Aan de lasten onder 1d (de slanghaspel), 1e (brandwal tussen hal 1 en 2), 2a en 2b (brandmeldinstallatie en vluchtroute aanduiding) is volgens verzoeksters voldaan. Indien op de nieuwe aanvraag positief wordt beslist, zal de aan 1a verbonden dwangsom niet worden verbeurd, zo heeft verweerder verklaard. Als na controle blijkt dat inderdaad aan de lasten onder 1d, 1e, 2a en 2b is voldaan geldt hiervoor hetzelfde. Ten aanzien van de overige lasten, 1b (de kopgevel), 1c (de wand tussen uitbreiding en hal 1), 1f (de vluchtdeur/weg in de gevel) en 3 (brandoverslag naar de naburige percelen), overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat met betrekking tot de lasten onder 1b en 1c sprake is van een situatie die niet overeenkomt met wat op 1 maart 2016 is vergund. Voorts is evenmin in geschil dat ten aanzien van de last onder 1f sprake is van een situatie die niet overeenkomt met wat op 4 januari 2001 is vergund en dat ten aanzien van de last onder 3 sprake is van een situatie die in strijd is met de brandveiligheidseisen.
9. Gelet op het algemeen belang dat gemoeid is met handhaving, zal, in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
10. Of ten aanzien van de lasten onder 1b, 1c en 1f sprake is van een situatie die aan de thans geldende eisen voldoet ondanks dat de situatie niet overeenkomt met de afgegeven vergunningen, is een vraag die zich niet leent voor beantwoording in het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure. Hetzelfde geldt voor de vraag of de onder 3 opgelegde last disproportioneel is. Het betreft hier immers een procedure met een spoedeisend karakter en daarin is onvoldoende ruimte voor een uitgebreid en diepgaand onderzoek. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat ter zitting is gebleken dat partijen open staan hierover een oordeel te vragen van een onafhankelijke deskundige.
11. Het antwoord op de vraag of in dit geval vooruitlopend op de behandeling van het beroep van verzoeksters een voorlopige voorziening moet worden getroffen, is gezien het voorgaande in het bijzonder afhankelijk van een daartoe te maken belangenafweging. Vooropgesteld dient daarbij te worden dat op dit moment sprake is van overtredingen die gepaard gaan met brandveiligheid en in ieder geval tussen partijen niet in geschil is dat de situatie betrekking hebbend op de brandoverslag naar de aangrenzende percelen niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Dit aspect van brandveiligheid dient zwaarder te wegen dan het louter financiële belang van verzoekers. Hierbij heeft de voorzieningenrechter eveneens betrokken dat vooralsnog onvoldoende is gebleken dat niet kan worden voldaan aan deze last.
12. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.