ECLI:NL:RBNHO:2020:8277

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
7035868 \ CV EXPL 18-5299
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingszaak met deskundigenbericht en afwijzing van vordering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft de kantonrechter op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst waarbij [eiser] werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde]. Na een deskundigenbericht, dat op 30 juni 2020 is uitgebracht, heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen. De deskundige concludeerde dat de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden niet aan de kwaliteitseisen voldeden en dat er gebreken waren geconstateerd. De kantonrechter volgde de bevindingen van de deskundige en oordeelde dat de vordering van [eiser] niet toewijsbaar was, omdat niet alle werkzaamheden deugdelijk waren uitgevoerd. Tevens werd de tegenvordering van [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze afhankelijk was van de uitkomst van de hoofdzaak. De proceskosten werden toegewezen aan de verliezende partij, [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7035868 \ CV EXPL 18-5299
Uitspraakdatum: 14 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n.
[handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R.J. Oost (AGIN Boeder Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. H. Elmas

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Naar aanleiding van het tussenvonnis dat op 10 juli 2019 in deze zaak is uitgesproken, heeft de deskundige op 30 juni 2020 zijn rapport uitgebracht (hierna: het rapport).
1.2.
Hierover hebben [eiser] en [gedaagde] zich op 19 augustus 2020 respectievelijk 16 september 2020 bij akten uitgelaten.

2.De verdere beoordeling

de vordering
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in de tussenvonnissen van 6 februari 2019 en 10 juli 2019 is overwogen en beslist.
2.2.
De deskundige heeft in het rapport op de vragen genoemd in het tussenvonnis van 10 juli 2019 geantwoord – kort samengevat – dat voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden een totaalbedrag van afgerond € 26.000,00 redelijk is (4.2. van het rapport), waarbij de deskundige heeft opgemerkt: ‘
Hiervoor dienen wel alle uitgevoerde werkzaamheden deugdelijk te zijn uitgevoerd/hersteld.’ De deskundige heeft geoordeeld dat [eiser] één van de onder 5.6. van het tussenvonnis van 6 februari 2019 zeventien opgesomde werkzaamheden niet heeft uitgevoerd (4.5. van het rapport) en dat één van die werkzaamheden niet geheel is afgerond. Verder heeft de deskundige geoordeeld dat diverse uitgevoerde werkzaamheden ondeugdelijk zijn, althans gebreken vertonen, zoals opgesomd onder 4.6. a t/m n van het rapport, waarvoor de deskundige een hersteladvies heeft gegeven. De deskundige heeft in dat kader opgemerkt: ‘
Veel onderdelen van het uitgevoerde werk geven de indruk dat deze niet met veel zorg dan wel met onvoldoende deskundigheid van zaken zijn uitgevoerd. Er zijn een groot aantal visuele onvolkomenheden geconstateerd.’ Onder 4.6.0. heeft de deskundige daarnaast nog vijf onvolkomenheden genoemd, die volgens hem niet als ondeugdelijk zijn aan te merken, maar waarvan hij van oordeel is dat deze zaken ‘
niet acceptabel zijn binnen hetgeen doorgaans in de praktijk als standaard kwaliteitseisen gehanteerd worden’. Verder heeft de deskundige met betrekking tot de door [eiser] uitgevoerde werkzaam- heden onder 4.10. b t/m f van het rapport nog opmerkingen geplaatst die – volgens hem – voor beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn.
2.3.
In de akte van 19 augustus 2020 schrijft [eiser] onder meer dat hij ‘
zich kan vinden in de redelijke prijs die de deskundige heeft vastgesteld onder zijn conclusie sub 4.2.’ [eiser] heeft verder inhoudelijk gereageerd op het oordeel van de deskundige met betrekking tot de punten genoemd onder 4.5, 4.6 en 4.10 van het rapport. Volgens [eiser] ligt zijn vordering – ondanks het rapport – voor toewijzing gereed en de tegenvordering voor afwijzing.
2.4.
[gedaagde] heeft de door de deskundige genoemde redelijke totaalprijs van € 26.000,00 in de akte van 16 september 2020 niet betwist, maar benadrukt dat de deskundige in het rapport diverse keren heeft opgemerkt dat voor deze prijs ‘
wel alle uitgevoerde werkzaamheden deugdelijk te zijn uitgevoerd/hersteld’ en ‘
Geconstateerde gebreken in de kwaliteit en/of ondeugdelijk uitgevoerd werk zijn in de prijsbepaling dan ook niet meegenomen’. Volgens [gedaagde] ligt de vordering van [eiser] daarom – gelet op hetgeen is geoordeeld onder 4.5, 4.6, 4.7, 4.9 en 4.10 van het rapport – voor afwijzing gereed.
2.5.
De kantonrechter neemt de bevindingen en conclusies van de deskundige over en volgt deze, omdat deze inzichtelijk gemotiveerd en toegelicht zijn. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de deskundige er blijk van heeft gegeven rekening te hebben gehouden met de door partijen gemaakte opmerkingen ten aanzien van het conceptrapport. Gelet hierop komt de kantonrechter tot het volgende oordeel.
2.6.
De kantonrechter gaat uit van een redelijke totaalprijs voor de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden van € 26.000,00 inclusief btw. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat hiervoor wel alle uitgevoerde werkzaamheden deugdelijk dienen te zijn uitgevoerd/hersteld. [eiser] betwist overigens niet, zo blijkt uit zijn akte, dat diverse werkzaamheden (nog) niet zijn afgewerkt en/of afgerond en stelt dat hij dit – na betaling van het restantbedrag door [gedaagde] – wil oplossen/afronden.
2.7.
Vast staat dat [gedaagde] aan [eiser] reeds een bedrag van € 17.000,00 heeft betaald (tussenvonnis 6 februari 2019). [eiser] vordert veroor- deling van [gedaagde] tot betaling van € 12.249,95 (€ 11.192,76 hoofdsom, € 886,93 buiten- gerechtelijke incassokosten en € 170,26 wettelijke rente). Gelet op de redelijke totaalprijs verminderd met hetgeen al is betaald, zou [gedaagde] in ieder geval niet meer dan € 9.000,00 verschuldigd zijn aan [eiser] (€ 26.000,00 - € 17.000). Omdat de deskundige daarbij heeft geoordeeld dat de redelijke totaalprijs slechts geldt, in het geval de werkzaamheden deugdelijk zouden zijn uitgevoerd/hersteld en uit het rapport blijkt dat (i) diverse werkzaamheden niet zijn afgewerkt en/of afgerond (4.5.), (ii) veel (onderdelen van de) uitgevoerde werkzaamheden ondeugdelijk zijn, althans gebreken vertonen (4.6. a t/m n) en (iii) daarnaast ook nog onvolkomenheden zijn geconstateerd, die volgens de deskundige niet als ondeugdelijk zijn aan te merken, maar waarvan de deskundige van oordeel is dat deze zaken niet acceptabel zijn, kan niet worden uitgegaan van de redelijke totaalprijs van € 26.000,00. Immers, uit het rapport blijkt dat veel herstel-/verbeterwerkzaamheden nodig zijn, om de werkzaamheden aan te kunnen merken als deugdelijk.
2.8.
Alhoewel de deskundige hersteladviezen heeft gegeven in het rapport, heeft hij hiervoor geen prijs genoemd. Dit was hem, in het tussenvonnis van 10 juli 2019, ook niet gevraagd. Wel heeft de deskundige een redelijke prijs van € 7.865,00 inclusief btw genoemd, indien het door [eiser] verrichte werk op de zolderverdieping (in verband met de stahoogte) hersteld moet worden (sloop en herbouw) tot de in de bouwtekening(en) bepaalde situatie (4.9. van het rapport). In dat kader is van belang dat de deskundige heeft geoordeeld dat (i) de stahoogte van de zolderverdieping afwijkt van de door [gedaagde] aan [eiser] geleverde bouwtekening(en), (ii) door [eiser] binnen de uitgangspunten van de offerte en de bouwtekening terecht is overgegaan tot aanpassing van de binnenhoogte, (iii) de binnenruimte met de toegepaste constructie met twee centimeter geoptimaliseerd uitgevoerd had kunnen worden, (iv) de dakkapel aan de voorzijde conform de bouwtekening geplaatst had kunnen worden.
2.9.
Op grond van de overgelegde stukken vindt de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat tussen partijen was overeengekomen dat [eiser] de werkzaamheden aan de zolderverdieping zou uitvoeren zoals in de door [gedaagde] aangeleverde bouwtekeningen. Uit het oordeel van de deskundige blijkt dat [eiser] hiervan is afgeweken. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] hiervoor toestemming heeft gegeven. Alhoewel de deskundige oordeelt: ‘
Het is in alle redelijkheid niet mogelijk om aan de vereisten te voldoen en tot op binnenhoogte te komen als aangegeven op de bouwtekening’, had het op de weg van [eiser] gelegen om dit met [gedaagde] te bespreken, in plaats van – zonder overleg – de werkzaam- heden uit te voeren op de wijze zoals [eiser] dit heeft gedaan. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat de deskundige ook heeft aangegeven dat er ‘
nog wel enkele centimeters geoptimaliseerd kunnen worden’ door ‘
de dakkapellen te slopen en volledig nieuw op te bouwen.’ Dit levert een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst op. Die tekortkoming en de daaruit voortvloeiende schade moet aan [eiser] worden toegerekend, zodat de door de deskundige genoemde redelijke prijs voor het herstel van het verrichte werk op de zolderverdieping tenminste in mindering zal worden gebracht op het (onder 2.7. genoemde) maximaal door [gedaagde] verschuldigde bedrag, zodat een bedrag van € 1.135,00 overblijft (€ 9.000,00 - € 7.865,00).
2.10.
Naast het hersteladvies voor de zolderverdieping, heeft de deskundige in het rapport nog veel meer herstel-/verbeter-/uitvoeradviezen gegeven, zoals onder meer: (i) afwerken zijkanten en onderkanten diverse vensterbanken, (ii) herstellen stucwerk rondom betreffende vensterbanken, inclusief sauswerk, (iii) verbeteren bevestiging betreffende vensterbanken, (iv) aanbrengen afdekplaatje voor de elektra lasdoos in plafond, (v) nalopen draaiende delen kozijnen van dakkappelen op een juiste sluiting, (vi) houtwerk (deur, deurkozijn en raam- kozijnen) licht opschuren, gronden, schuren en opnieuw dekkend afschilderen, (vii) deurkruk badkamerdeur voldoende bevestigen, (viii) aanbrengen geschikte afdekplaat brievenbus, (ix) nazien bevestiging deurbeslag buitenzijde, (x) vervangen gipsplaten van het badkamer- plafond door een voor vochtige ruimtes geschikt plaatmateriaal en deze voorzien van een nieuwe daarvoor geschikte stucwerklaag, na droging een voorstrijkmiddel en daarna sauswerk met een dampopen structuur, (xi) opnieuw uitvoeren aansluitpunt elektra badkamerplafond volgens NEN 1010, (xii) opnieuw aansluiten verplichting badkamerkastje volgens NEN 1010, (xiii) verwijderen kitwerk rond douchecabine, (xiv) verwijderen en opnieuw aanbrengen vloer van de douche, (xv) wastafel voldoende deugdelijk bevestigen en opnieuw afkitten, (xvi) vast monteren wastafelkraan, (xvii) aanbrengen kitvoeg kozijn badkamer, (xviii) uithalen en opnieuw aanbrengen voegwerk rondom kozijn badkamer en, vanwege eventuele kleur- en kwaliteitsverschillen na herstel dient gehele wand opnieuw gedaan te worden, (xix) afwerken randen rondom wit tegelwerk in badkamer, (xx) nazien aansluitingen sifon afvoer badkamerwastafel op voldoende afdichting, (xxi) een kastdeurtje onder schuine gedeelte zolder herstellen of vervangen, aanslaglatjes aanbrengen en (xxii) kozijn dakkapel straatzijde vervangen door minder hoog kozijn en een deugdelijke water- kering aanbrengen aan onderzijde over de dakpannen. De wijze waarop [eiser] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (of juist niet heeft uitgevoerd) levert een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst op. Die tekortkoming en de daaruit voortvloeiende schade moet aan [eiser] worden toegerekend, zodat ook deze schade in mindering zal worden gebracht op het (onder 2.7. genoemde) maximaal door [gedaagde] verschuldigde bedrag. Over de hoogte hiervan wordt als volgt overwogen.
2.11.
Bij het bepalen van de redelijke prijs voor de uitgevoerde werkzaamheden is de deskundige uitgegaan van een uurloon van € 48,40 inclusief btw (4.2. van het rapport). Gelet op het onder 2.9. genoemde maximaal door [gedaagde] nog verschuldigde bedrag van € 1.135,00, betekent dit dat aan deze werkzaamheden ongeveer 23,5 uur (€ 1.135,00 / € 48,40) besteed kunnen worden. Alhoewel door de deskundige geen prijs is genoemd voor de nog uit te voeren, althans te herstellen, werkzaamheden, acht de kantonrechter het – mede gelet op het standpunt van [eiser] dat hij aan de reeds uitgevoerde werkzaamheden 198 uur heeft besteed – in ieder geval onaannemelijk dat voor de hoeveelheid aan genoemde nog uit te voeren-, althans herstelwerkzaamheden 23,5 uur, of minder, nodig zal zijn.
2.12.
Gezien het voorgaande zal de kantonrechter de vordering van [eiser] afwijzen.
2.13.
De vordering tot veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat de hoofdvordering niet toewijsbaar is.
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat zij ongelijk krijgt. Dit betekent dat ook de kosten van de deskundige voor rekening van [eiser] komen. De kantonrechter merkt op dat de deskundige bij brief van 26 juni 2019 een begroting van de kosten voor zijn werkzaamheden heeft overgelegd, waarin is uitgegaan van een bedrag van € 6.360,00 exclusief btw. Partijen hebben tegen de begroting geen bezwaar gemaakt, zodat de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige door de kantontrechter is vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag. De deskundige heeft bij factuur van 19 juni 2020 een bedrag van € 7.695,60 inclusief btw in rekening gebracht voor zijn werkzaamheden. [eiser] heeft reeds een voorschot betaald van € 6.360,00, waarbij – per abuis – geen rekening is gehouden met de btw. Het restantbedrag van € 1.335,60 zal daarom nog door [eiser] moeten worden betaald.
2.15.
Daarbij wordt [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen als hierna te melden.
de tegenvordering
2.16.
Uit de akte van [gedaagde] van 16 september 2020 begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] zijn tegenverzoek afhankelijk maakt van de beoordeling in conventie, in die zin dat hij slechts toewijzing van de tegenvordering als genoemd onder 4.2.I. van het tussenvonnis van 6 februari 2019 vordert, indien de kantonrechter tot het oordeel komt dat [gedaagde] op het reeds betaalde bedrag van € 17.000,00 nog iets dient te betalen aan [eiser] . Gelet op het in het voorgaande overwogene wordt deze voorwaarde niet vervuld. Over de tegenvordering als genoemd onder 4.2.II. is in het tussenvonnis van 6 februari 2019 reeds een oordeel gegeven. [gedaagde] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.17.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.440,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 7.695,60 inclusief btw aan deskundigenkosten, waarop door [eiser] reeds een bedrag van € 6.360,00 als voorschot is voldaan;
3.5.
bepaalt dat [eiser] het restantbedrag van € 1.335,60 aan deskundigenkosten moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
3.7.
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in zijn vordering;
3.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 720,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser] .
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter