Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
GEMEENTE ALKMAAR,
1.De procedure
- het verzoekschrift met negen producties, ontvangen op 23 april 2020;
- het verweerschrift met drie producties;
- de mondelinge behandeling op 18 augustus 2020, die vanwege de corona uitbraak heeft plaatsgevonden via een skypevergadering, waaraan hebben deelgenomen: [verzoekster] , bijgestaan door mr. Overwater voornoemd, [medewerkers gemeente] , respectievelijk medewerker van de gemeente en beheerder wegen, bijgestaan door mr. Assink voornoemd;
- de pleitaantekeningen van mr. Assink;
- na de mondelinge behandeling is de zaak in overleg met partijen twee weken aangehouden om de mogelijkheid van een schikking te beproeven;
- het bericht van 1 september 2020 van mr. Overwater, waarin is aangegeven dat beide partijen een beschikking van de rechtbank vragen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
onderdeelvan het geschil, waarna partijen weer verder kunnen in de onderhandelingen. Het vaststellen van betwiste aansprakelijkheid leent zich in het algemeen niet voor een beslissing in een deelgeschil. De onderhandelingen zijn immers nog niet eens begonnen. Het vaststellen van aansprakelijkheid kan in het algemeen ook vaak pas plaatsvinden na bewijslevering.
ongelukwas, waarvoor zij ook zelf aansprakelijk is. Hoewel het in de huidige tijd af en toe wel zo lijkt, is het niet zo dat het feit dat er schade wordt geleden, automatisch inhoudt dat iemand anders daarvoor aansprakelijk is. Uitgangspunt in het Nederlandse recht is immers dat ieder zijn eigen schade draagt. De rechtbank moet in dit geschil de vraag beantwoorden of niet [verzoekster] zelf, maar als uitzondering op het hiervoor vermelde uitgangspunt, de gemeente voor de schade van [verzoekster] aansprakelijk is. Met andere woorden, gaat het hier om een misstap die iedereen kan maken, of is het aan de gemeente te verwijten wat [verzoekster] is overkomen
Of sprake is van gevaarzetting moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval en de gezichtspunten die zijn gegeven in het Kelderluikarrest, de zogenoemde “Kelderluikcriteria”. Het gaat dan samengevat om de waarschijnlijkheid van onoplettendheid of onvoorzichtigheid van de ander, de kans dat daardoor een ongeval ontstaat, de ernst van de mogelijke gevolgen van zo’n ongeval en de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen (vergelijk Hoge Raad 5 november 1965, NJ 1966, 136).
In gevallen als het onderhavige, waarin sprake kan zijn van een voor verkeersdeelnemers onveilige verkeerssituatie, geldt deze (tot de wegbeheerder gerichte) regel evenzeer, waaruit voortvloeit dat de wegbeheerder, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ter voorkoming van gevaar voor personen of zaken, maatregelen behoort te treffen, zoals het plaatsen van waarschuwingsborden, waarbij mede in aanmerking moet worden genomen dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (vergelijk Hoge Raad 20 maart 1992, NJ 1993, 547).