ECLI:NL:RBNHO:2020:8342

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/15/308097 / KG RK 20-565
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Conservatoire maatregel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot conservatoir beslag op onroerende zaak wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor verduistering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2020 een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op een onroerende zaak afgewezen. Verzoekers stelden dat er een vrees voor verduistering bestond, omdat de gerekwestreerden hun aansprakelijkheid voor de schade ontkenden en in het verleden de echtheid van een verhuisformulier betwistten. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vrees voor verduistering onvoldoende was onderbouwd.

De voorzieningenrechter benadrukte dat aan de eis van een gegronde vrees voor verduistering en de proportionaliteitseis niet te hoge eisen mogen worden gesteld, maar dat dit niet betekent dat er geen substantiële onderbouwing vereist is. De verzoekers moesten aantonen waarom het beslag noodzakelijk was, en dit was niet voldoende gedaan. De voorzieningenrechter merkte op dat het enkele feit dat een partij weigert om een vordering te voldoen, niet automatisch leidt tot een gegronde vrees voor verduistering.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat de gestelde vrees voor verduistering en de noodzaak om het verhaal voor de vordering te verzekeren, niet voldoende waren onderbouwd. Het verzoek om verlof tot het leggen van beslag op de woning werd afgewezen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. L.J. Saarloos.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/308097 / KG RK 20-565
Beschikking van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2020
in de zaak van

1.[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. J.C. Heuving te Utrecht
en

1.[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
gerekwestreerden.

1.1. Het verloop van de procedure

1.1.
Op 28 september 2020 is bij het bureau voorzieningenrechter van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift met tien producties van verzoekers, strekkende tot het leggen van conservatoir beslag op een woning, gelegen aan het adres [adres] [woonplaats] , gemeente [gemeente] .
1.2.
Op 28 september 2020 heeft de griffier namens de voorzieningenrechter mr. Heuving voornoemd gevraagd om een (nadere) onderbouwing te geven van de gestelde vrees voor verduistering.
1.3.
Bij e-mailbericht van 30 september 2020 heeft mr. Heuving zijn verzoek nader toegelicht.

2.De beoordeling

2.1.
Uitgangspunt is dat de voorzieningenrechter het gevraagde verlof dient te verlenen, indien na summier onderzoek is gebleken dat verzoekers een vordering op gerekwestreerden hebben tot het bedrag waarvoor zij de voorzieningenrechter verzoeken deze te begroten en aan alle overige formaliteiten is voldaan.
2.2.
Verzoekers stellen dat conservatoir beslag gewenst is, omdat zij bij toewijzing van hun vordering de zekerheid willen hebben dat dan aan die veroordeling kan worden voldaan. De vrees voor verduistering bestaat er volgens verzoekers uit dat gerekwestreerden hun aansprakelijkheid voor de schade ontkennen en in het recente verleden zelfs de echtheid van een verhuisformulier hebben betwist. Pas na een verhoor onder ede heeft gerekwestreerde sub 1 verklaard dat de handtekening toch echt was.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gestelde vordering ruim voldoende is onderbouwd. Verzoekers is echter verzocht om de vrees voor verduistering nog nader te onderbouwen. In reactie daarop hebben verzoekers bij e-mail van 30 september 2020 van hun advocaat het volgende gesteld:
“Vooraf zij opgemerkt dat aan de eis van een gegronde vrees voor verduistering en de proportionaliteitseis niet te hoge eisen mogen worden gesteld indien een beslag op het beoogde beslagobject niet ingrijpend is. Dat is hier het geval; het betreft beslag op een woonhuis, en geen derdenbeslag onder een bank. (…)
Gerekwestreerden weigeren verder zekerheid te stellen en voor zover verzoekers bekend hebben zij geen verder vermogen. Gecombineerd met het in het verzoekschrift omschreven gedrag van gerekwestreerden om aan aansprakelijkheid te ontkomen - waaronder een ontkenning van de echtheid van het verhuisformulier, en pas onder ede de echtheid ervan erkennen - vrezen verzoekers dat zij ook het enige bekende vermogen zullen aan het verhaal zullen onttrekken.
Verder geldt dat gerekwestreerden als beroep salarisadministrateur en medisch assistent hebben. Voorop zij gesteld dat verzoekers geen zicht hebben op de vermogens- en inkomenspositie van gerekwestreerden, maar dat verzoekers wel vermoeden dat gerekwestreerden gezien hun vermoedelijke inkomen een relatief hoge hypotheekschuld hebben van € 420.000,-- (koopsom
€ 390.000,--) en dat zij op basis daarvan vrezen dat zij, al dan niet ook ingegeven door de huidige Covid19-crisis, wellicht hun huis zullen verkopen om aan de hoge lasten te ontkomen.”
2.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het beslagrekest gemotiveerd moet
worden waarom het beslag nodig is. Dat wordt ook vermeld in de Beslagsyllabus, versie
februari 2020, onder punt 4 ten aanzien van de voorwaarden Conservatoir beslag:
“In het
beslagrekest zal moeten worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is”.In voormelde Beslagsyllabus is voor beslag op onroerende zaken opgenomen dat in het verzoekschrift melding moet worden gemaakt van de gronden waarop de vrees voor verduistering steunt.
2.5.
De voorzieningenrechter verwerpt het standpunt dat geen hoge eisen aan de vrees voor verduistering mogen worden gesteld, omdat het gaat om een beslag op een onroerende zaak. Het is niet voor niets dat de wet juist bij een dergelijk beslag die vrees voor verduistering eist.
2.6.
Daarnaast geldt nog het volgende. Het enkele feit dat een partij weigert om een vordering te voldoen, levert nog geen gegronde vrees op dat die partij vermogensbestanddelen aan verhaal zal onttrekken. Dat geldt in deze zaak temeer, nu er al een procedure loopt en als gerekwestreerden het verhaal hadden willen frustreren, dan hadden zij daartoe nu al alle gelegenheid gehad. Ook de stelling dat gerekwestreerden wellicht hun huis zullen verkopen om aan de hoge lasten te ontkomen, levert niet de vereiste vrees voor verduistering op. Allereerst is gelet op de eigen stellingen van verzoekers (de woning zou ‘onder water’ staan) de vraag of de onroerende zaak op dit moment een verhaalsmogelijkheid is. Voorts is het verkopen van een vermogensbestanddeel nog niet hetzelfde als het verduisteren ervan.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrees voor verduistering en in het verlengde daarvan de noodzaak om het verhaal voor de gestelde vordering door middel van een conservatoir beslag te verzekeren, onvoldoende is onderbouwd.
2.8.
Het verzoek om verlof te verlenen tot het (doen) leggen van beslag op de op woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , gemeente [gemeente] zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
2 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.LS/PY